Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
Zitting houdende te Arnhem
Vreemdelingenkamer
President
Registratienummer: AWB 01/50466
Datum uitspraak: 26 oktober 2001
ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
A,
geboren op [...] 1971,
van Nigeriaanse nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde mr. M.R. Roethof,
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. Th.T.W. Zee,
ambtenaar bij de IND.
Op 1 oktober 2001 heeft verweerder verzoeker de toegang tot Nederland geweigerd.
Verzoeker heeft daartegen bij beroepschrift van 3 oktober 2001 administratief beroep bij verweerder ingesteld.
Verzoeker mag de behandeling van het administratief beroep niet in Nederland afwachten.
Bij verzoekschrift van 3 oktober 2001 heeft verzoeker de president verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting naar een ander land dan Spanje achterwege wordt gelaten tot op het administratief beroep is beslist.
Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 oktober 2001. Verzoeker is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening, aangezien hij Nederland op grond van het bepaalde in artikel 5 van de Vw 2000 onmiddellijk dient te verlaten en hij bovendien feitelijk met uitzetting wordt bedreigd.
3. Verzoeker heeft verzocht zijn uitzetting te verbieden, hangende zijn administratief beroep tegen de weigering hem toegang te verschaffen. Met het oog daarop zal de president bezien of verzoekers administratief beroepschrift een redelijke kans van slagen heeft.
4. Verweerder heeft verzoeker de toegang tot Nederland geweigerd, omdat verzoeker op Schiphol het Schengengebied trachtte in te reizen met gebruikmaking van een vervalste verblijfsvergunning voor Spanje en daarom een gevaar oplevert voor de openbare orde als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000.
5. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat het administratief beroep kansrijk is, aangezien zijn verblijfsvergunning authentiek is. Verzoeker verblijft reeds drie jaar rechtmatig in Spanje en verricht aldaar legaal arbeid, waarvan de originele loonspecificaties voorhanden zijn. Voorts beschikt hij over een Spaanse sociale zekerheidspas, met het daarbijbehorende afhaalbericht en een Spaans bankpasje.
6. De president overweegt als volgt.
7. Bij besluit van 20 mei 1999 van de Raad van de Europese Unie (met nummer 1999/436/EG) zijn -voor zover hier van belang- ter uitvoering van artikel 62 EG-Verdrag de rechtsgrondslagen vastgesteld van elk van de bepalingen en besluiten die het Schengen-acquis vormen.
8. In artikel 5 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) is geregeld onder welke voorwaarden voor een verblijf van ten hoogste drie maanden toegang kan worden verleend tot het Schengengebied. Het gebruik van het woord "kan" in deze bepaling duidt erop dat met de bepaling niet is beoogd vreemdelingen rechtstreeks aanspraken op toegang te geven.
In artikel 6 SUO is neergelegd op welke wijze en volgens welke eenvormige beginselen de controle op grensoverschrijdend verkeer aan de buitengrenzen van het Schengengebied plaatsvindt. Deze bepaling vermeldt dat de controle wordt
uitgeoefend op grond van nationale bevoegdheden en overeenkomstig het nationale recht.
9. De artikelen 5 en 6 SUO hebben hun nationaalrechtelijke uitwerking gevonden in artikel 3 van de Vw 2000. In de aanhef en onder b van dit artikel is bepaald dat toegang tot Nederland wordt geweigerd aan de vreemdeling die een gevaar oplevert voor de openbare orde of nationale veiligheid.
10. Toegangsweigering op grond van het opleveren van gevaar voor de openbare orde geschiedt ingevolge het bepaalde in artikel 2.9, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) in ieder geval, indien concrete aanwijzingen bestaan dat de vreemdeling een inbreuk op de openbare orde heeft gepleegd of zal plegen.
11. Ter adstructie van zijn standpunt dat verzoeker een vervalste verblijfsvergunning heeft gebruikt, heeft verweerder gewezen op het proces-verbaal van de afdeling Falsificaten van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol van 9 oktober 2001. Daarin is voor zover ter zake doende gerelateerd dat de verbalisanten bij onderzoek van de verblijfsvergunning van verzoeker zagen dat het „document qua kleur en detaillering niet overeenkwam met een origineel door de autoriteiten van Spanje afgegeven verblijfsvergunning van dit model“.
12. Voorop dient te worden gesteld dat in het algemeen van de juistheid van de in een ambtsedig of op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal vervatte conclusies van de afdeling Falsificaten van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol kan en dient te worden uitgegaan.
Zulks leidt echter uitzondering indien die conclusies door de vreemdeling gemotiveerd worden betwist. Alsdan zal verweerder de resultaten van het falsificatieonderzoek kenbaar dienen te verifiëren.
13. Aangezien de vreemdeling in onderhavige zaak gemotiveerd heeft betwist dat zijn verblijfsvergunning niet-authentiek zou zijn, zoals onder punt 6 is weergegeven, zal verweerder in administratief beroep naar het voorlopige oordeel van de president niet kunnen volstaan met het overnemen van de conclusie van de afdeling falsificaten, dat de vergunning van verzoeker qua kleur en detaillering niet overeenkomt met een origineel en om die reden vals is, maar dient hij die conclusie nader te concretiseren teneinde verificatie van die conclusie door hemzelf (en door de president) mogelijk te maken. Te meer daar verweerder in staat moet worden geacht op eenvoudige wijze de authenticiteit van het document bij de Spaanse autoriteiten te verifiëren. Door zulks na te laten kan die conclusie thans in rechte niet als juist worden aanvaard en dient derhalve het besluit van verweerder om verzoeker de toegang te weigeren, omdat hij een gevaar vormt voor de openbare orde, onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd te worden geacht.
Daarom moet thans worden aangenomen, dat het administratief beroep een redelijke kans van slagen heeft, zodat het verzoek moet worden toegewezen.
14. De president acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal f 1.420,-- voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
- 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift;
- 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
- waarde per punt f 710,--;
- wegingsfactor 1.
15. Tevens zal de president bepalen dat door de Staat der Nederlanden aan eiser het door hem gestorte griffierecht ten bedrage van f 225,-- dient te worden vergoed.
wijst het verzoek om voorziening toe;
gebiedt verweerder om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoeker buiten het grondgebied van Nederland met uitzondering van Spanje, c.q. van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, tot de beslissing op het administratief beroep aan verzoeker is bekendgemaakt;
wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om het griffierecht ad ƒ 225,–- aan verzoeker te vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van ƒ 1420,–, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten dient te voldoen aan de griffier van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen en in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2001 in tegenwoordigheid van mr. L.M. van den Berg als griffier.
de griffier de fungerend-president