ECLI:NL:RBSGR:2001:AD8311
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.M.P.M. Weerdesteijn
- M. van der Goes
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor een Tsjetsjeense vreemdeling
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage op 4 december 2001 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiser, een Tsjetsjeense vreemdeling, om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, die stelt afkomstig te zijn uit Tsjetsjenië, heeft op 12 november 2001 een aanvraag ingediend, maar deze is op 15 november 2001 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. De rechtbank heeft in deze procedure beoordeeld of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat er omstandigheden zijn die een rechtsgrond voor verlening van de verblijfsvergunning vormen, zoals vereist onder artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank overweegt dat eiser niet is geslaagd in zijn bewijsvoering. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij van Tsjetsjeense afkomst is en dat hij niet beschikt over de noodzakelijke documenten ter ondersteuning van zijn aanvraag. Eiser heeft weliswaar een asielrelaas gepresenteerd, maar de rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser niet voldoende zijn om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op foltering of onmenselijke behandeling bij uitzetting. De rechtbank heeft ook de grieven van eiser met betrekking tot zijn leeftijd en de gewenste contra-expertise beoordeeld, maar komt tot de conclusie dat deze grieven niet leiden tot een andere beslissing.
De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het gedeelte van het beroepschrift dat betrekking heeft op de niet-verlening van een verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, en zal dit deel doorzenden aan de verweerder. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en benadrukt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen deze uitspraak één week bedraagt na verzending van de uitspraak door de griffier.