ECLI:NL:RBSGR:2001:AD8509

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/61356
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kennisgeving van vrijheidsontneming en voortgezette tenuitvoerlegging in vreemdelingenzaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 december 2001, staat de vraag centraal of de kennisgeving van 19 november 2001 door de verweerder, met betrekking tot de vrijheidsontnemende maatregel van 17 november 2001, ook kan worden gezien als een kennisgeving van de maatregel van bewaring van 20 november 2001. De vreemdelinge, van Turkse nationaliteit, was op 17 november 2001 Nederland binnengekomen met een vervalst paspoort en kreeg op diezelfde dag de toegang geweigerd. Ze werd vervolgens in het Passantenverblijf Triport geplaatst. Op 19 november 2001 gaf de vreemdelinge aan asiel aan te willen vragen, waarna ze werd overgedragen aan de Afdeling Asiel van de Koninklijke Marechaussee.

De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsontnemende maatregel van 17 november 2001 op 19 november 2001 is beëindigd door de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank ziet echter aanleiding om de maatregel van bewaring van 20 november 2001 aan te merken als een voortgezette tenuitvoerlegging van de eerdere maatregel. Dit betekent dat de kennisgeving van 19 november 2001 zowel betrekking heeft op de vrijheidsontnemende maatregel van 17 november 2001 als op de voortgezette tenuitvoerlegging op 20 november 2001.

De rechtbank concludeert dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel niet in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en dat het beroep van de vreemdelinge ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. J. Kroon.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
reg.nr: AWB 01 / 61356 VRONTN J
inzake: A, geboren [..] 1979, van Turkse nationaliteit, verblijvende in het Aanmeldcentrum Schiphol, hierna te noemen: de vreemdelinge,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gevestigd te 's-Gravenhage, verweerder.
Zitting: 26 november 2001.De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. drs. T. Neijzen, advocaat te Leiden.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr. M. Verweij
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Op 17 november 2001 is de vreemdelinge ex artikel 3 Vw op de luchthaven Schiphol de verdere toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van de vreemdelinge is op diezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw toegepast.
1.2 Bij kennisgeving ex artikel 94, eerste lid, Vw, van 19 november 2001, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op diezelfde datum, heeft verweerder de rechtbank in kennis gesteld van de vrijheidsontnemende maatregel.
1.3 Op 21 november 2001 heeft de vreemdelinge een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
Bij besluit van 24 november 2001 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De ten aanzien van de vreemdelinge toegepaste vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 Vw is in het besluit gehandhaafd.
1.4 Met de behandeling van deze zaak is een aanvang gemaakt ter zitting van 26 november 2001. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden en partijen verzocht zich nader uit te laten over de opeenvolging van de vrijheidsontnemende, vrijheidsbeperkende en weer vrijheidsontnemende maatregel.
1.5 De gemachtigde van verweerder heeft bij schrijven van 27 november 2001 het standpunt van verweerder kenbaar gemaakt. De gemachtigde van de vreemdelinge heeft hierop gereageerd op 28 november 2001. Na ontvangst van deze reacties heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en uitspraak bepaald op heden.
2. Overwegingen
2.1 Aan de hand van de thans beschikbare stukken en het verhandelde ter zitting kan de feitelijke gang van zaken na de aankomst van de vreemdelinge op de luchthaven Schiphol als volgt worden geschetst.
De vreemdelinge is op 17 november 2001 vanuit Casablanca met een vervalst Nederlands paspoort Nederland ingereisd. Nadat haar de toegang was geweigerd, is zij op diezelfde dag met toepassing van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw in Passantenverblijf Triport (hierna te noemen: Triport) geplaatst, in afwachting van haar vlucht. Eveneens op 17 november 2001 heeft verweerder een claim gelegd bij de aanvoerende luchtvaartmaatschappij, Transavia.
Op 19 november 2001 heeft de vreemdelinge te kennen gegeven een aanvraag te willen indienen om toelating als vluchteling. Zij verbleef op dat moment nog in Triport. Zij is op diezelfde datum, om 20.10 uur, overgedragen aan de Afdeling Asiel van de Koninklijke Marechaussee district Schiphol. In het dossier bevindt zich een document van 19 november 2001 waaruit blijkt dat de behandeling van de asielaanvraag zal plaatsvinden in het Aanmeldcentrum Schiphol. Eveneens op 19 november 2001 is de beschikking genomen tot plaatsing van de vreemdelinge in de Lounge. De vreemdelinge heeft een nacht in de Lounge doorgebracht en is op 20 november 2001, met toepassing van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw, in het AC-Schiphol geplaatst.
2.2 De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de door verweerder gedane kennisgeving van 19 november 2001 van de opgelegde maatregel van bewaring te Triport van 17 november 2001 tevens kan worden aangemerkt als een kennisgeving van de maatregel van bewaring van 20 november 2001 in het AC-Schiphol, ondanks dat aan de vreemdelinge op 19 november 2001 de vrijheidsbeperkende maatregel van 19 november 2001 zich op te houden in de Lounge, is opgelegd.
2.3 De gemachtigde van verweerder heeft schriftelijk toegelicht dat plaatsing van de vreemdelinge in de Lounge noodzakelijk was, aangezien zij haar wens om asiel aan te vragen kenbaar had gemaakt in Triport. Voor een intake is zij naar de Afdeling Asielzaken op Schiphol gebracht, waarna zij niet meer naar het Aanmeldcentrum Schiphol vervoerd kon worden. Verweerder heeft niet de intentie gehad de vrijheidsontnemende maatregel te beëindigen en een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. De kennisgeving in deze zaak heeft in de visie van verweerder derhalve betrekking gehad op de op 17 november 2001 opgelegde en niet beëindigde vrijheidsontnemende maatregel.
2.4 De gemachtigde van de vreemdelinge betoogt dat in deze niet relevant is of verweerder al dan niet de intentie heeft gehad de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen. Uit de beschikking d.d. 19 november 2001 tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van plaatsing de Lounge moet worden afgeleid dat de vrijheidsontnemende maatregel op 19 november 2001 is opgeheven. Aangezien de kennisgeving waarmee het onderhavige geding is ingeleid betrekking had op een inmiddels opgeheven maatregel, is het beroep niet-ontvankelijk.
2.5 De rechtbank is van oordeel dat strikt genomen de vrijheidsontnemende maatregel van 17 november 2001 op 19 november 2001 is beëindigd door de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel zich op te houden in de Lounge. In de onder 2.1 geschetste feitelijke gang van zaken en de daarop door verweerder gegeven toelichting zoals verwoord onder 2.3 ziet de rechtbank echter aanleiding de opgelegde maatregel van bewaring van 20 november 2001 in het AC-Schiphol aan te merken als een voortgezette tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring van 17 november 2001, zij het onder aanwijzing van een andere plaats. Voor de toepassing van artikel 94, eerste lid, van de Vreemdelingenwet wordt de kennisgeving van 19 november 2001 geacht zich uit te strekken over zowel de vrijheidsontnemende maatregel van 17 november 2001 als de voortgezette tenuitvoerlegging op 20 november 2001.
2.6 Niet gesteld noch gebleken is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel ex artikel 6 Vw in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
2.7 Het beroep is derhalve ongegrond.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 5 december 2001, in tegenwoordigheid van mr. J. Kroon als griffier.
Afschrift verzonden op: 5 december 2001
RECHTSMIDDEL
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, postbus 16113, 2500 BC
's-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen een week na verzending van deze uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.
Tegen de beslissing inzake de schadevergoeding staat geen rechtsmiddel open.