ECLI:NL:RBSGR:2001:ZA7098
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.B.H.M. Potters
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling met Britse nationaliteit
In deze zaak gaat het om de onrechtmatige inbewaringstelling van een vreemdeling, die op 29 december 2000 in bewaring is gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet (Vw). De vreemdeling, die stelt de Britse nationaliteit te hebben, heeft op dezelfde dag zijn geldige Britse paspoort overgelegd. De rechtbank oordeelt dat de vreemdeling onvoldoende gelegenheid is geboden om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen voordat tot inbewaringstelling is overgegaan. De rechtbank concludeert dat de vreemdeling zich op dat moment in de vrije termijn bevond, zoals bedoeld in artikel 91 van het Vreemdelingenbesluit (Vb), en dat de last tot uitzetting prematuur is verstrekt. Hierdoor is de inbewaringstelling van aanvang af onrechtmatig. De rechtbank kent de vreemdeling een schadevergoeding toe van f. 1.000,-- voor de periode dat hij in bewaring heeft gezeten, en veroordeelt de Staatssecretaris van Justitie in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op f. 710,--. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken van de rechtbank te 's-Gravenhage, zittinghoudende te 's-Hertogenbosch, op 12 maart 2001.