ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-757254-99
rolnummer 1
's-Gravenhage, 4 januari 2002
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren [geboortedatum] te Paramaribo (Suriname),
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 december 2001.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Verploegh, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Remmerswaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van ¦ 263.900,= (EUR 119.752,60) tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ¦ 263.900,= (EUR 119.752,60) subsidiair 785 dagen hechtenis ten behoeve van de slachtoffers genaamd de erven van [betrokkene].
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straffen het volgende overwogen.
Verdachte heeft een pinpas met pincode aangevraagd op naam van een bejaarde dame en heeft vervolgens haar bankrekening geplunderd. Voorts heeft hij sieraden van het slachtoffer gestolen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij gedurende lange tijd zorgvuldig en planmatig te werk is gegaan. Verdachte was werkzaam in de ouderenzorg en wist dat de vrouw veel geld op haar rekening had staan en bovendien dementerend was. Verdachte heeft door zijn laffe daad de familieleden van het reeds overleden slachtoffer veel schade toegebracht.
De rechtbank acht in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf geboden.
De rechtbank heeft anderzijds in haar oordeel betrokken dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister - niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Voorts heeft de rechtbank het tijdsverloop sedert het plegen van de delicten in aanmerking genomen, alsook de omstandigheid dat ook de benadeelden er belang bij hebben dat verdachte in staat zal zijn de door hem toegebrachte schade zoveel mogelijk te vergoeden.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de mededeling van verdachte dat hij ingeval van veroordeling bereid is om een taakstraf te verrichten. De rechtbank zal verdachte naast een taakstraf veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf om hem ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feiten. Deze stok achter de deur acht de rechtbank noodzakelijk gezien de omstandigheid dat verdachte nog steeds werkzaam is in de ouderenzorg en hij wellicht wederom gelegenheid krijgt om zich te verrijken ten koste van anderen.
De vordering van de benadeelde partij
De ervan van [betrokkene] (gemachtigde[.]) hebben zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 264.200,- (EUR 119.888,73).
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op de door verdachte opgenomen bedragen, is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in de vordering en zal deze vordering deels (tot een bedrag ad ¦ 263.900 (EUR 119.752,60) toewijzen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering (¦ 300,- (EUR 136,13) niet rechtstreeks haar grondslag vindt in de telastgelegde en bewezenverklaarde feiten.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2, 3 primair en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ¦ 263.900,= (EUR 119.752,60) ten behoeve van de erven van [betrokkene].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 225, 310 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feit 1 en feit 2:
VALSHEID IN GESCHRIFT, MEERMALEN GEPLEEGD;
t.a.v. feit 3 primair:
OPLICHTING, MEERMALEN GEPLEEGD;
t.a.v. feit 4:
DIEFSTAL, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de tijd van 240 uur;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 234 uur resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 117 dagen;
veroordeelt verdachte voorts tot:
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene
voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar
vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
in verzekering gesteld op: 4 april 2000;
in vrijheid gesteld op: 7 april 2000;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de erven van [betrokkene] een bedrag van ¦ 263.900,=, (EUR 119.752,60) met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
met bepaling dat indien een ander (bijvoorbeeld de VSB-bank en/of de Postbank) (een deel van) voormeld bedrag zal hebben betaald, verdachte door die betaling zal zijn bevrijd;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
¦ 263.900,- (EUR 119.752,60) ten behoeve van de slachtoffers genaamd de erven van [betrokkene];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 360 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Schaffels en Kuijer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Blum, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 januari 2002.
Mr Schaffels is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.