RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753033-99
rolnummer 1
's-Gravenhage, 21 januari 2002.
De rechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 3 april 1973 te Cicekdayi (Turkije),
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 januari 2002.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De raadsman, mr R.G.E. de Vries, is niet verschenen.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Boersma heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen ABN-AMRO Bank NV, E.P. Tevens heeft zij geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van benadeelde partij C.N.P tot een bedrag van 1.588,23 EUR en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot 1.588,23 EUR subsidiair 40 dagen hechtenis ten behoeve van slachtoffer E. een bedrag groot 1.588,23 EUR subsidiair 40 dagen hechtenis ten behoeve van slachtoffer S.P en een bedrag groot 1.588,23 EUR subsidiair 40 dagen hechtenis ten behoeve van slachtoffer C.N. P;.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1subsidiair, 2 subsidiair en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde poging tot afpersing overweegt de rechtbank dat verdachte binnen een korte periode van enkele weken het slachtoffer tweemaal een dreigbrief heeft geschreven, waarin hij grote sommen geld eist van het slachtoffer onder dreiging van het feit dat hij diens gehele gezin zal uitmoorden. De rechtbank rekent verdachte met name aan dat hij hierdoor een ernstige inbreuk heeft gemaakt op het prive-leven en het gevoel van veiligheid van zowel het slachtoffer als zijn gezin.
Voorts heeft verdachte meerdere malen geld van zijn rekeningen gehaald terwijl hij niet over dat geld mocht beschikken omdat dat van misdrijf afkomstig was. De verdachte heeft er hiermee blijk van gegeven enkel oog te hebben voor eigen financieel gewin. De rechtbank rekent ook dit verdachte aan.
Anderzijds heeft de rechtbank acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit in het voordeel van verdachte.
Het hiervoor overwogene brengt de rechtbank ertoe verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van na te noemen duur, waarbij een deel voorwaardelijk zal worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden verder te gaan met het plegen van strafbare feiten.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
ABN-AMRO bank NV, gevestigd te Amsterdam, Gustav Mahlerlaan 10, 1082 PP, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot 3.176,46 EUR.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding aangezien de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Blijkens de bij het Voegingsformulier aangehechte bescheiden is de ABN-AMRO bank NV namelijk middels een akte van cessie in de rechten van het slachtoffer van feit 1, N. Arkiza, getreden.
E., , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot 1.588,23 EUR.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding aangezien aan haar niet rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 3 bewezenverklaarde feit.
S.P, , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot 1.588,23 EUR.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding aangezien aan haar niet rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 3 bewezenverklaarde feit.
C.N.P, , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, in totaal groot 19.165,41 EUR.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding; de benadeelde partij kan zijn vordering bij de civiele rechter aanbrengen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 45, 57, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair:
OPZETHELING, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 19 december 2000,
in vrijheid gesteld op : 22 december 2000;
bepaalt dat de benadeelde partij ABN-AMRO bank NV niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt;
bepaalt dat de benadeelde partij E. niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt;
bepaalt dat de benadeelde partij S.P niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt;
bepaalt dat de benadeelde partij C.N. P niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Vries, voorzitter,
Raeymaekers en Van Delden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Vreeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 januari 2002.