ECLI:NL:RBSGR:2002:AD8371

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-926405/01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Verheij
  • W. Wattel
  • M. Teerds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling op openbaar station

Op 22 januari 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak kwam ter terechtzitting op 8 januari 2002, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Janssen, verscheen. De officier van justitie, mr. Knobbout, eiste vrijspraak voor de tweede telastelegging en een gevangenisstraf van drie jaar voor de poging tot doodslag en de andere telasteleggingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht voor de tweede telastelegging, en sprak hem daarvan vrij.

De rechtbank achtte echter wel bewezen dat de verdachte de poging tot doodslag had gepleegd, evenals de andere telasteleggingen. De verdachte had een aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen in levensgevaar zou komen, wat leidde tot de conclusie van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de verdachte strafbaar was, ondanks een psychiatrisch rapport dat een paranoïde psychose vaststelde, veroorzaakt door cannabisgebruik. De rechtbank vond de verdachte volledig toerekeningsvatbaar en legde een gevangenisstraf van twee jaar op, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis.

De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten, die grote angst en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakten. De verdachte had zonder enige aanleiding een onbekend persoon geslagen en geprobeerd deze tussen een trein en het perron te duwen. De rechtbank verwierp ook het verweer van de raadsman over de nietigheid van de dagvaarding en de kwaliteit van het psychiatrisch onderzoek. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit de rechters A. Verheij, W. Wattel en M. Teerds, in aanwezigheid van griffier Rietbroek.

Uitspraak

RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-926405/01
's-Gravenhage, 22 januari 2002.
De rechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, ter terechtzitting opgevende te zijn:
[verdachte]
geboren op 24 juli 1979 te Efe (Nigeria) [eerder opgevende te zijn geboren op 24 november 1981 te Yei (Soedan)],
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Janssen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Knobbout heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1 telastgelegde poging tot doodslag en het hem bij dagvaarding onder 2 subsidiair en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Verweer nietigheid van de dagvaarding.
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard nu de in die dagvaarding genoemde geboortedatum en -plaats van zijn cliënt niet overeenkomen met de heden door verdachte opgegeven geboortedatum en plaats.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat de in de dagvaarding genoemde personalia door verdachte zelf zijn opgegeven. Over de identiteit van de gedagvaarde persoon kan geen misverstand bestaan. Overigens wordt opgemerkt dat de verdachte ter terechtzitting er op geen enkel moment blijk van heeft gegeven niet te begrijpen hetgeen hem werd verweten.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding 2 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 telastgelegde poging tot doodslag en de onder 2 subsidiair en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging.
Ten aanzien van de verdachte onder 1 telastgelegde poging tot doodslag overweegt de rechtbank dat verdachte door te handelen zoals omschreven in de bewijsmiddelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de trein zou zijn gaan rijden op een moment dat hij het slachtoffer tegen die trein of in de ruimte tussen die trein en het perron had geduwd. Verdachte had immers geen invloed op het tijdstip waarop de trein zou gaan rijden. Daarmee is het opzet van verdachte, in de zin van voorwaardelijk opzet, op de dood van het slachtoffer bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Strafbaarheid van de verdachte / verweer betrouwbaarheid psychiatrisch rapport.
De raadsman heeft aangevoerd dat het onderzoek van de psychiater slechts anderhalf uur heeft geduurd, derhalve niet grondig genoeg is geweest om daaruit de door de psychiater getrokken conclusies te kunnen trekken en heeft de rechtbank verzocht een andere deskundige te benoemen en een nieuw onderzoek te gelasten.
De rechtbank wijst dit verzoek af. Zij overweegt daartoe dat de rechtbank geen aanleiding ziet te twijfelen aan de kwaliteit van het door de psychiater verrichte onderzoek en uitgebrachte rapport. Het enkele feit dat het onderzoek anderhalf uur heeft geduurd geeft daartoe in ieder geval geen aanleiding.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt voorts met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf als volgt.
Verdachte heeft zonder enige reële aanleiding een hem onbekend persoon geslagen en getracht hem tussen het perron en een trein te duwen. Het is een kwestie van geluk, en derhalve niet aan verdachte te danken, dat de trein niet is gaan rijden en dat - mede door het ingrijpen van een ander - het slachtoffer heeft kunnen ontkomen. Verdachte heeft een dag eerder een andere persoon geslagen.
Dit soort feiten, waarbij het eerste feit bovendien is gepleegd op een openbaar station, veroorzaakt naar zijn aard grote angst en gevoelens van onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in de maatschappij.
De rechtbank heeft acht geslagen op het psychiatrisch rapport van drs R.J.H. Winter d.d. 7 december 2001, waarin deze onder meer conclu-deert dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Weliswaar stelt de deskundige vast, dat ten tijde van de gepleegde feiten bij verdachte sprake was van een paranoïde psychose, maar deze psychose is - aldus de deskundige - hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door langdurig gebruik van (hoge concentraties) cannabis. Er zijn geen aanwijzingen voor een eerdere psychiatrische problematiek. Voor het gebruik van cannabis als hiervoor vermeld, is verdachte, die geacht mocht worden de risico's ervan te kennen, naar het oordeel van de rechtbank ten volle zelf verantwoordelijk. De rechtbank neemt derhalve voormelde conclusie over en maakt die tot de hare.
Blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documenta-tieregister is verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank vindt in hetgeen door en namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht geen aanknopingspunten voor het opleggen van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde toezicht door de verslavingsreclassering, zoals dat door de deskundige was geadviseerd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 45, 57, 287, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 telastgelegde poging tot doodslag en de onder 2 subsidiair en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
POGING TOT DOODSLAG;
ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 3:
MISHANDELING, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 3 november 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 6 november 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Verheij, voorzitter,
Wattel en Teerds, rechters,
in tegenwoordigheid van Rietbroek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 januari 2002.
Mr Teerds is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.