ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-926420-99
rolnummer 0003
's-Gravenhage, 28 januari 2002
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 12 mei 1981 te 's-Gravenhage,
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2002.
De verdachte is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Ekelmans heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding subsidiair telastgelegde schuldig wordt verklaard zonder oplegging van straf.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - inbeslaggenomen keukenmes zal worden verbeurdverklaard.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende overwogen.
Verdachte heeft op de openbare weg samen met anderen geweld gepleegd tegen een groep Antillianen door deze te slaan en te schoppen met een plank en een metalen stok. Tijdens deze vechtpartij is één van de Antillianen, het slachtoffer Lucia, met een mes gestoken in borst en rug.
Verdachte heeft, door niet in de woning te blijven, maar naar buiten te gaan en mee te gaan vechten, ertoe bijgedragen dat de situatie is geëscaleerd. Dit wordt hem door de rechtbank aangerekend.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat is komen vast te staan dat de andere partij in deze escalatie een bedenkelijke rol heeft gespeeld. De gemoederen waren hoog opgelopen door het veelvuldige overlast dat door deze mensen werd veroorzaakt. Dit neemt echter de ernst van het feit allerminst weg.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, het langdurige tijdsverloop in de vervolging van verdachte meegewogen dient te worden bij de strafmaat.
De rechtbank is echter van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de zwaarte van het feit, zodat in tegenstelling tot hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, wel een straf zal worden opgelegd.
Gelet op al het hiervoor overwogene acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1 verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp het onder subsidiair bewezenverklaarde feit is begaan.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de eventuele uitvoering van de hem voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :10 augustus 1999,
in voorlopige hechtenis gesteld op :12 augustus 1999,
in vrijheid gesteld op :1 september 1999;
verklaart verbeurd het blijkens de aan dit proces-verbaal gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, te weten 1 keukenmes;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Raeijmaekers en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2002.