ECLI:NL:RBSGR:2002:AD8755

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-050571-99
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • J. Raeijmaekers
  • M. Krekel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelict met zelfverdediging als verweer in een vechtpartij

Op 28 januari 2002 heeft de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig voorval. De zaak kwam ter terechtzitting op 14 januari 2002, waar de verdachte aanwezig was en de officier van justitie, mr. Ekelmans, een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk eiste, met een proeftijd van twee jaar. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen een groep Antillianen, waarbij hij gewapend met een metalen stok en vergezeld door zijn zonen de confrontatie zocht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet handelde uit noodweer, omdat hij de confrontatie zelf had opgezocht en niet in zijn huis was gebleven om de politie te bellen.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat het bewezenverklaarde feit strafbaar was en dat er geen strafuitsluitingsgronden van toepassing waren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen. Ondanks de ernst van het feit, werd het langdurige tijdsverloop in de vervolging meegewogen bij de strafmaat. Uiteindelijk werd de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte openlijk met verenigde krachten geweld had gepleegd tegen personen en sprak hem vrij van andere telastgelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de rechters A. Quadekker, J. Raeijmaekers en M. Krekel, in aanwezigheid van griffier mr. Japenga.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-050571-99
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 28 januari 2002
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 6 januari 1946 te Karakocan (Turkije),
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2002.
De verdachte is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Ekelmans heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging. De rechtbank vat dit op als een beroep op noodweer, zodat verdachte, in geval dit verweer zou slagen, zou moeten worden ontslagen van alle rechtvervolging.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Verdachte kwam op de avond van 9 augustus 1999 thuis en trof nabij zijn woning de groep Antillianen aan, van wie verdachte en zijn gezin al meerdere malen overlast had gehad. Verdachte heeft toen zijn ergernis geuit tegen deze personen. Verdachte is vervolgens zijn woning binnen gegaan, heeft de hulp van zijn zonen ingeroepen en is, gewapend met een metalen stok en vergezeld van een aantal van zijn zonen, weer naar buiten gegaan. De situatie is toen volkomen geëscaleerd en er is een vechtpartij ontstaan waarbij over en weer is geslagen en bovendien met een mes is gestoken door een zoon van verdachte.
Gezien het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangenomen dat verdachte, toen hij besloot om (gewapend met een stok en vergezeld van een aantal van zijn zonen) weer naar buiten te gaan en in het gevecht is gaan slaan met de stok, heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, maar daarentegen de confrontatie zelf heeft opgezocht. Verdachte had immers in zijn huis kunnen blijven en zonodig de politie kunnen bellen en kunnen wachten tot de politie kwam. Derhalve slaagt het beroep op noodweer niet.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende overwogen.
Verdachte heeft op de openbare weg samen met zijn zonen geweld gepleegd tegen een groep Antillianen door deze te slaan en te schoppen met een plank en een metalen stok. Tijdens deze vechtpartij is één van de Antillianen, het slachtoffer Lucia, met een mes gestoken in borst en rug.
Dat verdachte niet binnen is gebleven maar de confrontatie heeft gezocht en er zo toe heeft bijgedragen dat de situatie is geëscaleerd, wordt hem door de rechtbank aangerekend.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich, door het veelvuldige overlast dat door de andere partij in het verleden werd veroorzaakt, tot het uiterste getergd gevoeld heeft en heeft gehandeld zonder na te denken. Dit neemt echter de ernst van het feit allerminst weg.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, het langdurige tijdsverloop in de vervolging van verdachte meegewogen dient te worden bij de strafmaat.
Al het hiervoor overwogene brengt de rechtbank ertoe de door de officier van justitie gevorderde geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Raeijmaekers en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2002.