ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-925913-01 (dagvaarding I); 09-754124-01 [(dagvaarding II) t.t.z. gevoegd]
rolnummer 0006; 0007
's-Gravenhage, 28 januari 2002
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op 26 oktober 1968 te Hilversum,
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr M. Spruijt, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr De Vries heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij -gewijzigde - dagvaarding II onder 1 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding I telastgelegde en ter zake van het hem bij -gewijzigde- dagvaarding II onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat in de blijkens de ter zake van dagvaarding I opgestelde Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst I, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden teruggegeven aan de rechthebbende. De officier van justitie heeft verder gevorderd dat in de blijkens de ter zake van dagvaarding II opgestelde Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst II, waarvan een fotokopie, gemerkt D, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2 en 3 zullen worden onttrokken aan het verkeer, en dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4 (ivoren slagtanden) zullen worden verbeurdverklaard.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging van dagvaarding II ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaardingen, gemerkt A en AA, en van de vordering wijziging telastlegging van dagvaarding II, gemerkt AA1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding II onder 1 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding I vermelde feit en de bij -gewijzigde - dagvaarding II onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B en BB.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Tijdens een onderzoek door de politie is op 12 juni 2001 in een loods aan de Zilverstraat te Den Haag een groot aantal goederen aangetroffen, waarvan verdachte heeft beweerd de eigenaar te zijn. Duidelijk is geworden dat verdachte deze goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, gelet op de omstandigheden waarin hij ze voorhanden heeft gekregen, wist (in de zin van voorwaardelijke opzet) dat de goederen van misdrijf afkomstig waren. De goederen maakten deel uit van het bedrijf dat hij even daarvoor had gekocht, dan wel zijn later in het kader van de bedrijfsvoering (handel) voorhanden gekregen. Verdachte heeft, door zich niet te vergewissen van de herkomst van deze goederen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het om gestolen waar ging. Verdachte heeft door zijn handelwijze het plegen van diefstal dan wel flessentrekkerij uiterst lucratief gemaakt.
Verder heeft verdachte in september 2001, door zich voor te doen als iemand die drugs kon leveren, een of twee personen ertoe kunnen bewegen hem een aanzienlijk geldbedrag te betalen. De betrokkene(n) verkeerde(n) in de veronderstelling dat verdachte voor dat geld verdovende middelen zou verstrekken en verdachte heeft hem/hen in die waan gelaten. Hij heeft echter nooit de intentie gehad daadwerkelijk de drugs te leveren.
Verdachte heeft bij deze activiteiten slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin, hetgeen hem door de rechtbank zwaar wordt aangerekend.
Voorts zijn bij een huiszoeking in de woning van verdachte een rugzak met daarin een geladen automatisch vuurwapen met geluiddemper aangetroffen. Bovendien is de politie tijdens een zoeking in een opslagruimte op nog meer goederen gestuit, waaronder vier ivoren slagtanden, die voor de verkoop bestemd waren.
Gelet op de al het hiervoor overwogene alsook op verdachtes eerdere veroordelingen ter zake van vermogensdelicten acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, op zijn plaats.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst (D) inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het bij dagvaarding II onder 4 bewezenverklaarde feit is begaan;
De rechtbank zal voorts de blijkens de Beslaglijst (D) inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2 en 3 onttrekken aan het verkeer, zijnde met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen de bij dagvaarding II onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten begaan, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de blijkens de Beslaglijst (C) inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 (28 huishoudelijke apparaten Whirlpool/Bauknegt), 1 (99 DVD-schijfjes), 2 (46 huishoudelijke apparaten ATAG), 2 (84 Pokemon videobanden), 4, 5, 6, 7, 19, 20, 21, 22, 23 en 26.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 3 van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding II onder 1 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij
dagvaarding I telastgelegde feit en de bij - gewijzigde - dagvaarding II onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Ten aanzien van dagvaarding I:
Opzetheling, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van dagvaarding II, feit 1 subsidiair:
Oplichting;
Ten aanzien van dagvaarding II, feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van dagvaarding II, feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van dagvaarding II, feit 4:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, eerste lid van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
t.a.v. dagvaarding I:
in verzekering gesteld op :12 juni 2001,
in vrijheid gesteld op :15 juni 2001;
t.a.v. dagvaarding II:
in verzekering gesteld op :5 oktober 2001,
in voorlopige hechtenis op :8 oktober 2001,
in vrijheid gesteld op (vordering gevangenhouding afgewezen):17 oktober 2001,
in voorlopige hechtenis :9 januari 2002;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit proces-verbaal gehechte Beslaglijst (D) inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit proces-verbaal gehechte Beslaglijst (D) inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2 en 3;
gelast de teruggave aan de rechthebbende van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst (C) inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 (28 huishoudelijke apparaten Whirlpool/Bauknegt), 1 (99 DVD-schijfjes), 2 (46 huishoudelijke apparaten ATAG), 2 (84 Pokemon videobanden), 4, 5, 6, 7, 19, 20, 21, 22, 23 en 26.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Raeijmaekers en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2002.