ECLI:NL:RBSGR:2002:AD8757

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-037862-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • J. Raeijmaekers
  • M. Krekel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake poging tot moord

Op 28 januari 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 oktober 2001 een barmedewerker in een café met een mes heeft geprobeerd te vermoorden. De verdachte, geboren op 4 augustus 1966, heeft verklaard dat hij een drastische daad wilde stellen en het idee had gekregen iemand van het leven te beroven. Na een aanzienlijke hoeveelheid alcoholconsumptie in het café, heeft hij, toen hem alcohol werd geweigerd, een mes gepakt en het slachtoffer in de arm gestoken. Het is te danken aan het snelle optreden van de barmedewerkers dat het slachtoffer slechts lichte verwondingen heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is door een borderline persoonlijkheidstoornis en alcoholmisbruik. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft de ernst van het gepleegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft ook de adviezen van gedragsdeskundigen overgenomen, die een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met behandeling adviseerden. De verdachte heeft zich bereid verklaard om aan de voorwaarden te voldoen en de rechtbank heeft de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarnaast verklaard dat niet bewezen is wat aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hetgeen bewezen is verklaard.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-037862-01
rolnummer 0005
's-Gravenhage, 28 januari 2002
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 4 augustus 1966 te Kesteren,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr M.B. Brouwer, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Dam heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde - rekening houdend met de ad informandum gevoegde feiten - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringstoezicht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen
Verdachte heeft op 24 oktober 2001 een barmedewerker in een café met een mes geprobeerd te vermoorden.
Verdachte heeft bij de politie verklaard een drastische daad te hebben willen stellen en het idee te hebben gekregen "iemand van het leven te beroven". Verdachte had die dag een aanzienlijke hoeveelheid wijn gedronken, is 's avonds naar een café gegaan en is daar nog meer gaan drinken. Toen hem op een gegeven moment alcohol werd geweigerd en men hem vervolgens, vanwege zijn lastige gedrag, probeerde het pand uit te zetten, heeft verdachte een mes gepakt en daarmee in de arm van het slachtoffer gestoken.
Het is niet aan verdachte, maar aan het voortvarende optreden van de barmedewerkers en andere aanwezigen te danken dat verdachte zijn voornemen niet heeft kunnen uitvoeren en het slachtoffer slechts lichte verwondingen heeft opgelopen.
Verdachte heeft verklaard ten einde raad te zijn geweest en tot zijn daad te zijn gekomen uit wanhoop. Hij heeft verklaard zijn problemen niet zonder hulp te kunnen oplossen en bij een eventuele terugval weer naar geweld te zullen grijpen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een voorlichtingsrapport van de Reclassering, d.d. 9 januari 2002, waarin wordt geadviseerd verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een lang voorwaardelijk deel, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact.
Over de persoonlijkheid van verdachte is schriftelijk gerapporteerd door de gedragsdeskundige S.M.J. van Zeijl, psycholoog, d.d. 11 december 2001. Deze deskundige acht verdachte ten gevolge van een borderline persoonlijkheidstoornis verminderd toerekeningsvatbaar en verklaart de kans op herhaling hoog in te schatten indien verdachte niet wordt behandeld voor zijn problematiek, tevens bestaande uit alcoholmisbruik.
De psycholoog adviseert verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde het ondergaan van een behandeling bij PZA Parnassia dan wel in een alcoholkliniek.
Voorts is schriftelijk gerapporteerd en geadviseerd door de gedragsdeskundige R.J.H. Winter, psychiater, d.d. 5 december 2001. Deze deskundige stelt dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis in de zin van een vermijdende persoonlijkheid, wat heeft geleid tot toenemend alcoholgebruik. De psychiater acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en adviseert verdachte in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een gedeeltelijk voorwaardelijke straf een intensieve klinische behandeling te laten ondergaan.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat een (aanmerkelijk) hogere straf dan door de officier van justitie gevorderd in de rede zou hebben gelegen, ware het niet dat het Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid van een voorwaardelijk deel bij een hogere gevangenisstraf dan van drie jaren uitsluit. In aanmerking genomen het relatief geringe letsel en gelet op het grote belang dat de rechtbank hecht aan het feit dat verdachte niet terugvalt in zijn gedrag en derhalve begeleiding in een verplicht kader noodzakelijk acht zal zij een zodanige straf opleggen, dat een voorwaardelijk deel mogelijk is en zal zij aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht verbinden. De verdachte heeft zich hiertoe ter terechtzitting bereid verklaard.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd verbinden van 3 jaren zoals door de officier van justitie geëist, teneinde verdachte zo lang mogelijk een stok achter de deur te bieden om zelf nu daadwerkelijk aan zijn psychische problemen en alcoholprobleem te gaan werken en om herhaling te voorkomen.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de niet bij dagvaarding telastgelegde strafbare feiten waarvan een korte omschrijving staat vermeld op de dagvaarding.
Verdachte heeft deze feiten erkend en de officier van justitie heeft te kennen gegeven, dat dienaangaande geen verdere vervolging zal worden ingesteld.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Poging tot moord
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 1 jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 3 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :25 oktober 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op :26 oktober 2001
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Raeijmaekers en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2002.