ECLI:NL:RBSGR:2002:AD8761

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-755070-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Elkerbout
  • W. Wattèl
  • M. Schaffels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake belastingfraude en valsheid in geschrift

Op 28 januari 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belastingfraude en valsheid in geschrift. De terechtzitting vond plaats op 14 januari 2002, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Winter, aanwezig was. De officier van justitie, mr. Van Dis, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van 110.000 euro, subsidiair 600 dagen hechtenis. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften en het meedelen van valse informatie aan de belastingdienst, wat resulteerde in een lagere belastingheffing.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd. De bewezenverklaring omvatte het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften en het meedelen van valse informatie, wat meerdere keren is gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. Bij de strafmotivering hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank besloot een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte te ontmoedigen soortgelijke feiten in de toekomst te plegen.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 25.000 euro, met de bepaling dat bij gebreke van betaling deze boete vervangen zou worden door hechtenis voor 130 dagen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/755070-01
rolnummer 1
's-Gravenhage, 28 januari 2002.
De rechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 25 maart 1967 te Kars (Turkije),
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Winter, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Van Dis heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij -gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een geldboete van 110.000 EURO, subsidiair 600 dagen hechtenis.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijzigingen van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vorderingen wijziging telastlegging, gemerkt A1, A2 en A3.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij
-gewijzigde- dagvaarding onder 1, 2 en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft gedurende een zeer lange periode voor zijn bedrijf Simply the Best onjuiste aangiften omzetbelasting en loonbelasting gedaan teneinde te bewerkstelligen dat het bedrijf een lager bedrag aan omzetbelasting en loonbelasting behoefde te betalen dan het bedrijf in werkelijkheid verschuldigd was. Verdachte heeft aldus de staatskas en daarmee de gemeenschap, benadeeld.
Verdachte nam illegale vreemdelingen in dienst, zonder deze werknemers in zijn loonadministratie op te nemen en op te geven bij de aangiften loonbelasting. Dit werd aan het oog onttrokken door valse facturen terzake van ingeleend personeel in de boekhouding op te nemen. Tevens werd op basis van die valse facturen in rekening gebrachte BTW ten onrechte als vooraftrek opgevoerd.
Door deze laakbare handelwijze van verdachte heeft het bedrijf geprofiteerd van personen met een zwakke rechtspositie en heeft het bedrijf tegelijkertijd ook bonafide bedrijven, die wel aan de wettelijke verplichtingen voldoen, oneerlijke concurrentie aangedaan.
In het voordeel van verdachte weegt mee dat hij niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten. De rechtbank zal daarom een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden dergelijke feiten opnieuw te plegen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur aan verdachte dient te worden opgelegd
Daarnaast vindt de rechtbank, nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd om er zelf aanzienlijk beter van te worden, een geldboete op zijn plaats.
Bij de vaststelling van de vermogensstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
- 68 en 69 van de Algemene Wet inzake rijksbelastingen.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
OPZETTELIJK ONJUIST EEN BIJ DE BELASTINGWET VOORZIENE AANGIFTE DOEN, TERWIJL DAT FEIT ER TOE STREKT DAT TE WEINIG BELASTING WORDT GEHEVEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3:
MEDEPLEGEN VAN VALSHEID IN GESCHRIFT, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 30 mei 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op :1 juni 2001, welke voorlopige hechtenis door het gerechtshof werd geschorst met ingang van: 16 juli 2001,
in vrijheid gesteld door de officier van justitie op: 3 juli 2001;
veroordeelt verdachte voorts tot:
betaling van een geldboete van 25.000 EURO;
bepaalt dat de boete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van 130 dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
Mrs Elkerbout, voorzitter,
Wattèl en Schaffels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Vreeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 januari 2002.