ECLI:NL:RBSGR:2002:AD8774

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-926307-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Hensen
  • A. Wapenaar
  • M. van Delden-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake poging tot moord en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 31 januari 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De terechtzitting vond plaats op 17 januari 2002, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. T.M. Gorter, aanwezig was. De officier van justitie, mr. Piena, eiste een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een woordenwisseling met de slachtoffers, dreigde hen met de dood te schieten. Hij keerde terug met een pistool en schoot een van de slachtoffers in het onderbeen. De rechtbank oordeelde dat de feiten ernstig waren en niet te rechtvaardigen door het gedrag van de slachtoffers. De verdachte had de intentie om te doden, wat leidde tot gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.

De rechtbank nam in overweging dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat er rapporten waren van deskundigen die concludeerden dat hij volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten, een aanzienlijke vrijheidsstraf passend was. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaren en 4 maanden, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank verklaarde niet bewezen wat aan de verdachte verder was telastgelegd en sprak hem daarvan vrij.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-926307-01
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 31 januari 2002
De Rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 27 november 1977 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr T.M. Gorter, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Piena heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het navolgende overwogen.
Het is gekomen tot een woordenwisseling tussen verdachte en de latere slachtoffers. Eén van de slachtoffers heeft verdachte geschopt. Verdachte wordt dan zo kwaad dat hij Slachtoffer toeroept dat hij een pistool zal halen en hem zal doodschieten. Verdachte komt tien tot vijftien minuten later terug, gewapend met een pistool. Hij stapt uit en richt leunend op het dak van zijn auto, het wapen op Slachtoffer . Als hij de trekker overhaalt weigert het wapen. Verdachte laadt zijn wapen door en begeeft zich in de richting van Slachtoffer . Op drie meter afstand schiet hij opnieuw, waarbij de kogel het onderbeen van Slachtoffer raakt. Hij richt vervolgens op Betrokkene die op verdachte af kwam rennen.
Deze feiten zijn uitermate ernstig en zijn niet te rechtvaardigen door te verwijzen naar het gedrag van de slachtoffers. Nadat verdachte had aangekondigd terug te komen en iemand dood te schieten heeft verdachte in de minstens tien minuten die verstreken tussen zijn dreigement en de uitvoering daarvan, ononderbroken aan de uitvoering van zijn plan gewerkt. Dat zijn daden niet tot een fatale afloop voor beide slachtoffers hebben geleid is niet aan verdachte te danken. Het eerste schot weigerde, bij het tweede schot heeft verdachte er geen blijk van gegeven controle over zijn vuurwapen te hebben. Hij had niet meer dan twee patronen waardoor het jegens Betrokkene niet verder dan een dreiging kon komen. Misdrijven als deze tegen het menselijk leven gericht zijn zeer traumatiserend voor de slachtoffers. Dergelijke feiten, gepleegd op de openbare weg, waarbij de dader zich met gemak van een vuurwapen blijkt te bedienen, worden als schokkend voor de rechtsorde ervaren en leiden tot gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, naar blijkt uit een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van 11 oktober 2001, in Nederland niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een verdachte betreffend rapport van de reclassering van 21 december 2001. De reclassering is van mening dat hulpverlening op het gebied van agressiebeheersing geïndiceerd is, waarbij ook de reïntegratie een onderwerp van aandacht zou moeten zijn. Hiertoe zouden reeds tijdens de detentiefase stappen kunnen worden ondernomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van 3 december 2001 van M.H. de Groot, klinisch psycholoog en het rapport van 28 november 2001 van B.A. Blansjaar, psychiater, beide verdachte betreffende. Beide deskundigen constateren dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheid met theatrale trekken, doch dat bij hem geen persoonlijkheidsstoornis aanwezig is. Ook overigens hebben beide deskundigen hebben geen strafrechtelijk relevante stoornis(sen) bij verdachte geconstateerd. Zij achten verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare. De deskundigen achten de kans op recidive aanwezig, dit gezien verdachtes persoonlijk-heidsstructuur en cannabisgebruik (Blansjaar) en zijn enigszins bemoeilijkte aggressieregulatie (De Groot). De deskundigen geven de rechtbank in overweging verdachte verplicht reclas-seringscontact op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf.
De rechtbank is van oordeel dat, alles afwegende, maar in het bijzonder gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan, slechts een vrijheidsstraf van aanzienlijke en na te melden duur passend kan worden geacht. Een voorwaardelijk strafdeel en de oplegging van verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde behoren dan niet tot de mogelijkheden. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat Slachtoffer aan het voorval geen noemenswaardig letsel heeft overgehouden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 45, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feit 1 primair:
POGING TOT MOORD;
t.a.v. feit 2:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 4 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 9 oktober 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 12 oktober 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mrs Hensen, voorzitter,
Wapenaar en Van Delden-Brouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr De Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2002.