ECLI:NL:RBSGR:2002:AD8788
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van Rossum
- M. Valk
- J. Strijards
- Rechtspraak.nl
Uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten aan Nederland
Op 29 januari 2002 deed de rechtbank 's-Gravenhage uitspraak in een uitleveringszaak naar aanleiding van een verzoek van de Verenigde Staten om de opgeëiste persoon uit te leveren voor strafvervolging. Het verzoek tot uitlevering was ingediend door de ambassade van de Verenigde Staten op 28 november 2001. De raadsman van de opgeëiste persoon betoogde tijdens de zitting dat de rechtbank niet bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen, omdat de voorlopige aanhouding had plaatsgevonden in het arrondissement Haarlem, wat volgens artikel 20 van de Uitleveringswet de bevoegdheid van de rechtbank zou uitsluiten.
De officier van justitie stelde echter dat de rechtbank wel bevoegd was, omdat de zaak was voortgekomen uit een eerder rechtshulpverzoek van de Bondsrepubliek Duitsland, dat gerelateerd was aan het feitencomplex waarop het uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten betrekking had. De rechtbank oordeelde dat de bevoegdheid van de uitleveringsrechter afhankelijk is van de plaats waar de opgeëiste persoon zich bevond op het moment van de eerste handeling in de uitleveringsprocedure. Aangezien deze handeling niet binnen het arrondissement 's-Gravenhage plaatsvond, verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om het uitleveringsverzoek in behandeling te nemen.
De rechtbank wees de vordering tot gevangenhouding af en beval de opheffing van de bewaring van de opgeëiste persoon. De uitspraak werd gedaan door de rechters A. van Rossum, M. Valk en J. Strijards, in tegenwoordigheid van griffier Groot, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.