RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/926038-01
's-Gravenhage, 1 februari 2002
De rechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 20 januari 1962 te Amsterdam,
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr I.A. van Straalen, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Oostenbrink heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en psychiatrische behandeling van verdachte gedurende de proeftijd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen (nrs 1 t/m 7) zullen worden onttrokken aan het verkeer.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaarding, gemerkt A en A1, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A2.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B en B1.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf overwogen, dat verdachte het slachtoffer op korte afstand met een vuurwapen heeft bedreigd. Door dit gewelddadige optreden heeft het slachtoffer beangstigende ogenblikken meegemaakt.
Voorts heeft verdachte een vuurwapen van categorie III met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het gebruik van een dergelijk wapen kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden, zodat alleen al het bezit ervan fors bestraft dient te worden, mede gelet op het feit dat verdachte terzake recidivist is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de omtrent verdachte op respectievelijk 7 januari 2002 en 12 januari 2002 uitgebrachte rapporten van H.E.M. van Beek, psychiater te Doetinchem, en drs E.S.J. Roorda-de Man, psycholoog te 's-Gravenhage. Beide gedragsdeskundigen concluderen dat het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit aan verdachte in verminderde mate is toe te rekenen. De psychiater acht verdachte ten aanzien van het verboden wapenbezit volledig toerekeningsvatbaar, aangezien hij het wapen al enige tijd in zijn bezit had, en adviseert reclasseringsbegeleiding.
Beide gedragsdeskundigen adviseren ter voorkoming van die kans op herhaling een poliklinische psychiatrische behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank neemt voormelde conclusies -voorzover het om het wapenbezit gaat de conclusie van de psychiater- en adviezen over en maakt die tot de hare.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat hij ruim tien jaar niet met de rechter in aanraking is geweest wegens misdrijven. De rechtbank vindt hierin mede aanleiding om aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Om verdachte de ernst van de bewezenverklaarde feiten in te scherpen, zal de rechtbank verdachte tevens een werkstraf van na te melden duur opleggen.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 t/m 7 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze voorwerpen kunnen worden beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen met behulp waarvan de onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan op grond waarvan gezegd kan worden dat die gezamenlijkheid van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
feit 2:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III, en
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 5 MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, indien en zodra dat door voornoemde reclasseringsinstelling noodzakelijk zal worden geacht, zal stellen onder toezicht en/of behandeling van een - in overleg met genoemde reclasseringsinstelling te kiezen - psychiater en zolang onder diens toezicht en/of behandeling zal blijven als deze zulks, in overleg met meergenoemde reclasseringsinstelling, noodzakelijk zal achten;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
een taakstraf, bestaande uit
WERKSTRAF, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 180
UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 112 uren resteren
beveelt, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 56 dagen;
in verzekering gesteld op : 6 juli 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 9 juli 2001,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst op: 9 augustus 2001;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 t/m 7;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
Wattel en Segers, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 februari 2002.