RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900577-01
rolnummer 4
's-Gravenhage, 4 februari 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op 8 december 1976 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 21 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Westendorp, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Hemstede heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit overweegt de rechtbank dat verdachte eerder die dag reeds contact had met één van slachtoffers, Slachtoffer 1. De vriendin van verdachte en verdachte verbleven in het huis van Slachtoffer 1. Slachtoffer 1 had hen die ochtend verzocht het pand te verlaten. Na een woordenwisseling tussen Slachtoffer 1 en verdachte is eerstgenoemde vertrokken. Even later is Slachtoffer 1 samen met het tweede slachtoffer, Slachtoffer 2, terug gegaan naar die woning. Toen de slachtoffers bij het huis aankwamen, heeft verdachte hen bedreigd en hevige angst aangejaagd door de slachtoffers een vuurwapen te tonen en dit vuurwapen door te laden en hen daarbij dreigend toe te spreken.
Voorts heeft verdachte een aantal wapens en munitie voorhanden gehad, te weten een pistool, een machinepistool, een geluiddemper en een groot aantal patronen van verschillend kaliber. Bij de aanhouding van verdachte, enkele uren na de hierboven vermelde bedreiging, werd - onder meer - het pistool in zijn broeksband aangetroffen. De wapens waren voor onmiddellijk gebruik gereed.
Door aldus te handelen heeft verdachte de slachtoffers voor hun leven doen vrezen en voorts een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan. De rechtbank rekent verdachte de bewezenverklaarde feiten dan ook zwaar aan.
De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister - reeds eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten en andere geweldsdelicten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij
- gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III,
EN
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN WAPEN VAN DE CATEGORIE II,
EN,
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 12 september 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 september 2001;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Kortenhorst, voorzitter,
Van der Veen en Oskam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Vreeling, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 februari 2002.
Mr Kortenhorst is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.