RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/926324-01
rolnummer 0006
's-Gravenhage, 05 februari 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
geboren op 26 juli 1969 te Algiers (Algarije),
[adres]
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 januari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr J. Looman, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Reddingius heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 primair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zijn vrouw tot tweemaal toe zo mishandeld, dat zij buiten bewustzijn geraakte. Het was bij één van deze keren zelfs noodzakelijk om haar op te laten nemen in het ziekenhuis. Naast deze twee feiten, is verdachte ook een buurjongen achterna gerend, terwijl hij dreigende woorden sprak en - voor deze buurjongen zichtbaar - een mes in zijn hand had. De drie voornoemde feiten zijn in een tijdsbestek van enkele maanden voorgevallen.
Dat verdachte andere mensen met geweld benadert, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat het door hem toegepaste geweld ten minste eenmaal plaatsvond in aanwezigheid van minderjarige kinderen. Verdachtes handelen heeft gevolgen voor het gevoelsleven van zijn vrouw en zou mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het gevoelsleven van de kinderen. Verdachte had zich van deze (mogelijke) gevolgen bewust moeten zijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van de Stichting Reclassering Nederland, op 07 januari 2002 opgemaakt door mevr. L.C. Kruller-Stelwagen, reclasseringswerker, betreffende verdachte, alsmede een rapport omtrent de geestvermogens van verdachte, op 22 januari 2002 opgemaakt door dhr. R.J.M. Mooren, psychiater te Amersfoort en vast gerechtelijk deskundige, samen met dhr. I. Hazemeijer, arts en gedragsdeskundige pro justitia. Laatstgenoemde deskundigen geven aan geen advies te kunnen uitbrengen over de mate waarin de feiten hem kunnen worden aangerekend, nu geen duidelijkheid kan worden verkregen omtrent zijn gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvond. De rapportages bieden geen aanknopingspunten voor het opleggen van enige bijzondere voorwaarde.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een taakstraf naast een onvoorwaardelijke en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Bij de bepaling van de duur van die straffen houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte nooit eerder is veroordeeld.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 en feit 3 primair:
POGING TOT ZWARE MISHANDELING, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2:
BEDREIGING MET ZWARE MISHANDELING;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
WERKSTRAF voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis;
GEVANGENISSTRAF voor de duur van 270 dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 150 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 16 oktober 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 18 oktober 2001;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Verheij, voorzitter,
van der Burg en van der Wind, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 05 februari 2002.