ECLI:NL:RBSGR:2002:AD9532

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-037882-01 en 09-037481-00 (TUL)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Timmermans
  • Oskam
  • Wapenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging

Op 21 februari 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. O.E. de Jong. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 februari 2002, waarbij de verdachte betrokken was bij een vechtpartij. De officier van justitie, mr. R.R. Knobbout, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en deelname aan een behandeling gericht op alcoholverslaving en agressiebeheersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair telastgelegde feit, maar hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire telastlegging van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, onder invloed van alcohol, betrokken was bij een ernstige vorm van groepsgeweld, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. De rechtbank heeft rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de aanbevelingen van deskundigen, die concludeerden dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de verplichting tot reclasseringscontact en behandeling. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere telastgelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09-037882-01 en 09-037481-00 (TUL)
rolnummer 0007
's-Gravenhage, 21 februari 2002
De Rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 17 maart 1978 te Gouda,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 7 februari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr O.E. de Jong, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr R.R. Knobbout heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact en deelname aan een behandeling bij "De Waag" te Utrecht gericht op diens alcoholverslaving en een cursus agressiebeheersing, dit indien de reclassering zulks nodig acht.
Voorts heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de schriftelijke vordering van 30 januari 2002 strekkende tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 30 augustus 2000 is veroordeeld, te weten 2 maanden gevangenisstraf.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het navolgende overwogen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. Verdachte wordt 's nachts door zijn neef opgebeld met de mededeling dat deze in een vechtpartij betrokken is geraakt. Hierop spoedt verdachte zich tezamen met zijn oom en anderen naar de plaats des onheils. Daar aangekomen vraagt de oom aan de neef van verdachte met wie deze ruzie heeft gehad. Wanneer de neef een persoon aanwijst stappen verdachte en zijn oom zonder talmen op deze persoon af en geeft de oom hem een stomp in het gezicht. Het slachtoffer valt hierdoor op de grond, waarna hij door verdachte en zijn mededaders op brute wijze in elkaar wordt geslagen. Verdachte slaat het slachtoffer daarbij met zijn vuisten en schopt hem met kracht tegen zijn gehele lichaam. Verdachte en zijn mededaders staken hun gewelddadige handelingen pas wanneer het slachtoffer niet meer beweegt. Bij deze gewelddadigheden stompt verdachte bovendien een persoon die tussenbeide probeert te komen herhaaldelijk met gebalde vuist in het gezicht. Hierdoor wordt hem een gescheurde bovenlip toegebracht. Verdachte begaat deze feiten terwijl hij onder invloed van alcohol verkeert.
Aldus is verdachte betrokken geweest bij een zeer ernstige vorm van groepsgeweld op de openbare weg. Het is geenszins ondenkbaar dat een slachtoffer van een dergelijk vergrijp hierdoor zwaar lichamelijk letsel oploopt of dat het voorval zelfs een fatale afloop kent. Dat het incident voor het slachtoffer niet tot deze hachelijke consequenties heeft geleid is een zeer gelukkige omstandigheid die zeker niet aan verdachte te danken is. De ervaring leert dat delicten als deze bij de slachtoffers langdurige en ingrijpende angstgevoelens kunnen veroorzaken. Daarnaast hebben de massaliteit en het zinloze karakter van de daden van verdachte en zijn mededaders een schok teweeggebracht in de Schoonhovense gemeen-schap en aldaar, maar ook daarbuiten, gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij zich van dit alles geen enkele rekenschap gegeven heeft en is van oordeel dat voormelde aard en de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend rapport d.d. 1 februari 2002 van P.E.M. Leenaars, psycholoog. De deskundige concludeert dat verdachte onder psychische druk snel angstig en gespannen raakt en alsdan onvoldoende controle heeft over zijn agressiviteit, zeker wanneer hij onder invloed is van alcohol. Alhoewel verdachte ten tijde van het telastgelegde niet leed aan een persoonlijkheidsstoornis in engere zin, hebben genoemde persoonskenmerken wel bijgedragen aan de escalatie van het gedrag van verdachte. De deskundige acht verdachte deswege licht verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank neemt deze conclusie over maakt die tot de hare.
De psycholoog acht de kans op herhaling groot gezien verdachtes problemen om zijn agressie te beheersen en zijn alcoholgebruik. De deskundige acht deelname aan een agressietraining geïndiceerd, alsmede het volgen van een cognitieve therapie gericht op verdachtes verhoogde prikkelbaarheid en het leren omgaan met discriminatoire opmerkingen en angsten. De deskundige geeft de rechtbank in overweging verdachte middels een bijzondere voorwaarde te verplichten tot een dergelijke behandeling bij polikliniek "De Waag" te Utrecht en tot contact met de reclassering.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een verdachte betreffend reclasseringsrapport d.d. 31 januari 2002, opgemaakt en ondertekend door A.A. de Jong. De reclassering is van mening dat, gezien de lage frustratietolerantie van verdachte, de kans op recidive aanwezig is. Met het oog hierop geeft ook de reclassering de rechtbank in overweging verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen in welk kader tevens een behandeling bij polikliniek "De Waag" te Utrecht gevolgd zou moeten worden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 8 november 2001 eerder is veroordeeld voor feiten met een gewelddadig karakter waarvan hij bovendien nog in een proeftijd liep. Uit deze veroordelingen heeft hij klaarblijkelijk geen lering heeft getrokken.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal hiervan een deel voorwaardelijk opleggen opdat verdachte ervan weerhouden wordt zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke of andere strafbare feiten en teneinde een kader te scheppen voor behandeling en begeleiding van verdachte.
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie d.d. 30 januari 2002 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 30 augustus 2000, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 47, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. 1 subsidiair:
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
t.a.v. feit 2:
HET OPENLIJK MET VERENIGDE KRACHTEN GEWELD PLEGEN TEGEN PERSONEN, TERWIJL HET DOOR HEM GEPLEEGDE GEWELD ENIG LICHAMELIJK LETSEL TEN GEVOLGE HEEFT;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling of training bij polikliniek "De Waag" te Utrecht, dit zolang die reclasseringsinstelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 5 november 2001;
in voorlopige hechtenis gesteld op: 8 november 2001;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 30 augustus 2000, gewezen onder parketnummer 09-037481-00, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mrs Timmermans, voorzitter,
Oskam en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr De Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2002.