ECLI:NL:RBSGR:2002:AD9732

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-900493-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Donker
  • M. Wapenaar
  • J. Böcker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake afpersing met bedreiging en geweld door verdachte tegen zijn vader

Op 1 maart 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die zijn vader had afgeperst. De terechtzitting vond plaats op 15 februari 2002, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.I. Kouwenhoven, aanwezig was. De officier van justitie, mr. Koorn, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot € 204,20.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vader heeft bedreigd en geslagen, wat als een ernstig feit wordt beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks een mogelijke vordering op zijn vader, de manier waarop hij deze vordering heeft geïnd volstrekt onaanvaardbaar was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor een geweldsdelict.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere telastgelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.900.493-01
rolnummer 6
's-Gravenhage, 1 maart 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 15 augustus 1958 te 's-Gravenhage,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 februari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr S.I. Kouwenhoven, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Koorn heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 204,20 en gevorderd dat de recht-bank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van dat bedrag subsidiair 8 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer..
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zijn vader afgeperst. Daarbij heeft hij zijn vader bedreigd en geslagen. Dit is een ernstig feit. De zich in het dossier bevindende foto's en medische verklaring van het letsel van het slachtoffer spreken naar het oordeel van de rechtbank wat dat betreft voor zich. Zo er al sprake zou zijn van een vordering van verdachte op zijn vader, is de manier waarop verdachte thans een deel van deze vordering heeft geïnd volstrekt onaanvaardbaar. Verdachte heeft zich in het geheel geen rekenschap gegeven van de lichamelijke en psychische gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer met zich kan brengen.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is verdachte eerder veroordeeld voor een geweldsdelict.
Wat de persoon van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met het rapport van R.J.H. Winter, psychiater te 's-Gravenhage d.d. 27 januari 2002.
In het rapport wordt de conclusie getrokken dat de invloed van de combinatie van alcohol en psychofarmaca en sterke pijnstillers mogelijk een negatieve rol hebben gespeeld in gedragskundig opzicht. Indien het telastgelegde bewezen wordt geacht adviseert rapporteur onderzochte te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Gezien de bewezenverklaarde elementen van de telastlegging en de overige omstandigheden van het geval ziet de rechtbank aanleiding een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal voorts een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Alles overwegende acht de rechtbank na te melden gevangenisstraf passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij.
C. Pont, wonende te 's-Gravenhage, heeft zich als be-nadeelde partij gevoegd ter za-ke van de vorde-ring tot schade-ver-goeding, groot f. 450,-- (€ 240,20).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ont-van-kelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoe-ding, aange-zien deze door de verdediging is weer-sproken, ook overigens niet door bescheiden is gestaafd en de vordering derhalve niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafge-ding.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 14a, 14b, 14c en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
afpersing
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op 10 augustus 2001 en
in voorlopige hechtenis gesteld op 13 augustus 2001;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat de benadeelde partij niet ont-van-kelijk is in zijn vordering tot schade-vergoeding, en bepaalt dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door
mrs Donker, voorzitter,
Wapenaar en Böcker, rechters,
in tegenwoordigheid van Bol, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2002.
Mr Böcker is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.