ECLI:NL:RBSGR:2002:AD9931

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-757244-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Elkerbout
  • A. van Wesenbeeck
  • W. Wattel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake drugshandel en inbeslagname van cocaïne en andere voorwerpen

Op 4 maart 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drugshandel. De terechtzitting vond plaats op 18 februari 2002, waar de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. P.A. Willemse, aanwezig was. De officier van justitie, mr. Van der Heem, eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, met inbeslagname van cocaïne en andere goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende 5,5 maand heeft beziggehouden met de verkoop van heroïne en cocaïne in de binnenstad van Delft, waarbij hij en zijn mededader zelfs een visitekaartje hadden laten maken voor hun drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten had begaan en dat deze feiten strafbaar waren volgens de wet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder cocaïne, verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder al veroordelingen voor overtredingen van de Opiumwet, wat de rechtbank meebracht in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09.757244.01
rolnummer 6
's-Gravenhage, 4 maart 2002
De rechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 23 september 1980 te Bor (Turkije),
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 18 februari 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr P.A. Willemse, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Van der Heem heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen cocaïne zal worden onttrokken aan het verkeer en dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen mobiele telefoon en geld zullen worden verbeurdverklaard.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft zich samen met zijn mededader gedurende zo'n 5,5 maand bezig gehouden met de verkoop van heroïne en cocaïne in de binnenstad van Delft. Hiertoe hadden ze zelfs een visitekaartje met nummers laten maken waarop ze 24 uur per dag voor drugsbestellingen telefonisch bereikbaar waren. Verdachte heeft met zijn dealersactiviteiten voor de nodige overlast gezorgd.
Voorts hadden verdachte en zijn mededader bij hun aanhouding cocaïne en heroïne in hun bezit.
Verdachte heeft bij zijn handelen geen oog gehad voor de risico's voor de volksgezondheid die het gebruik van cocaïne en heroïne met zich brengt. Bovendien veroorzaken cocaïne en heroïne allerlei maatschappelijke problemen, waaronder verschillende vormen van criminaliteit.
Blijkens zijn documentatie is verdachte in het verleden al eerder veroordeeld terzake van overtreding van de Opiumwet.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat na te melden deels voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf passend en geboden is. Anders dan de officier van justitie ziet zij heil in een voorwaardelijke straf teneinde verdachte te weerhouden van het voortzetten van zijn dealersactiviteiten.
De inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 3, te weten bankbiljetten, verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezenverklaarde feit zijn verkregen.
De rechtbank zal het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 4, te weten een telefoontoestel, verbeurdverklaren, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met behulp van dit aan verdachte toebehorende voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 en 2, te weten cocaïne, onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet en Lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID ONDER B VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID ONDER C VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 MAANDEN;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak
in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem
onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden
gebracht;
in verzekering gesteld op: 21 november 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 23 november 2001;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 3 en 4, te weten: 775 gulden aan bankbiljetten en een telefoontoestel, kleur zwart., merk Siemens;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 en 2, te weten: 4 bolletjes cocaïne en 3 ponypacks cocaïne;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Van Wesenbeeck en Wattel, rechters,
in tegenwoordigheid van Ligthart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2002.