ECLI:NL:RBSGR:2002:AE0228

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/4513
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.J.M. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van vreemdelingenbewaring in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 februari 2002 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, geboren in 1975 in Egypte. De vreemdeling was op 16 januari 2002 staande gehouden tijdens een controle in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV), omdat hij zonder geldige legitimatie werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van de WAV-controle niet kan worden getoetst door de vreemdelingenrechter, aangezien de bevoegdheden die voortvloeien uit de WAV niet zijn toegekend bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank benadrukte dat de vreemdelingenrechter enkel kan oordelen over de aanwending van bevoegdheden die expliciet zijn toegekend door de Vw 2000.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft en dat er een gerechtvaardigde vrees bestaat dat hij zich aan de uitzetting zal onttrekken. De rechtbank heeft de argumenten van de vreemdeling, waaronder een letselschadeprocedure, niet overtuigend geacht om de maatregel van bewaring onrechtmatig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de procedure en de tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten en dat er voldoende zicht is op een spoedige uitzetting van de vreemdeling.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 februari 2002, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 02/4513
UITSPRAAK
op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1975 te B,
nationaliteit Egyptische,
IND dossiernummer 0110.08.2060,
thans verblijvende in het politiebureau te C,
raadsman mr. M. Leferink,
eiser,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie,
vertegenwoordigd door W. Raspe,
ambtenaar bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND),
verweerder.
1 Procesverloop
Op 16 januari 2002 is eiser bij een controle in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal werkend aangetroffen zonder dat hij daarvoor een deugdelijke reden kon opgeven. Omdat eiser zich niet kon legitimeren is hij staande gehouden ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
Op 16 januari 2002 is eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, Vw 2000).
Eiser heeft op 17 januari 2002 tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 januari 2002. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
Op 30 januari 2002 is het onderzoek heropend en is aan verweerder een vraag gesteld. Verweerder heeft bij brieven van 30 januari 2002 en 4 februari 2002 op deze vraag gereageerd.
2 Standpunten
Eiser heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van schadevergoeding af te wijzen.
3 Overwegingen
Beoordeeld dient te worden of de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten en of deze in redelijkheid bij afweging van alle daarbij betrokken belangen gerechtvaardigd zijn.
Eiser is staandegehouden in het kader van een Wav-controle. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een Wav-controle geen bevoegdheid is die uit de Vw 2000 voortvloeit en dat deze derhalve in deze procedure niet ter toetsing staat.
Met verweerder is de rechtbank is van oordeel dat de rechtmatigheid van de onderhavige Wav-controle niet kan worden getoetst. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de vreemdelingen-rechter in het kader van de toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van vreemdelingen-bewaring niet kan oordelen over de aanwending van andere dan bij of krachtens de Vw 2000 toegekende bevoegdheden. De omstandigheid dat de vreemdelingenrechter op grond van artikel 21 Wav ook bevoegd is te oordelen in beroepen tegen besluiten gegeven op grond van de Wav leidt niet tot een ander oordeel aangezien de uit de Wav voortvloeiende bevoegdheden -desondanks- niet bij of krachtens de Vw 2000 zijn toegekend.
Gelet op het voorgaande moet de vraag of de vreemdeling rechtmatig is staandegehouden in het kader van voornoemde Wav-controle in het midden worden gelaten.
De procedure leidend tot en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring zijn in overeenstemming met de wettelijke vereisten. De bewaring is derhalve niet op die grond onrechtmatig.
De vrees is gerechtvaardigd dat eiser, die geen rechtmatig verblijf hier te lande heeft, indien in vrijheid gesteld, zich aan de uitzetting zal onttrekken. De rechtbank laat daarbij wegen dat eiser niet beschikt over een geldige titel tot verblijf, niet in het bezit is van een geldig identiteitsbewijs, zich aan het vreemdelingentoezicht heeft onttrokken en niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
De stelling dat eiser vrijwel direct na aankomst in Nederland -buiten zijn schuld- een ernstig ongeluk heeft gehad waardoor hij inmiddels in een letselschadeprocedure verwikkeld is die eiser hier te lande zou moeten kunnen afwachten leidt niet tot het oordeel dat de vreemdelingen-bewaring onrechtmatig is. Hierbij is van belang dat eiser nimmer heeft getracht zijn verblijf in Nederland hangende de letselschadeprocedure te legaliseren.
Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig, nu voldoende zicht bestaat op een spoedige uitzetting van eiser. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder ter zitting heeft aangegeven dat eiser op korte termijn zal worden gepresenteerd bij de Egyptische autoriteiten.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan de bewaring onrechtmatig moet worden geacht.
Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
4 BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H.F.J.M. Schröder en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester als griffier op 6 februari 2002
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden: 6 februari 2002