ECLI:NL:RBSGR:2002:AE0802

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-037087/00
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Kalk
  • Wattel
  • Spliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging door meerdere personen

Op 27 maart 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader de toegang tot de hotelkamer van een landgenoot heeft verschaft. De verdachte was zich ervan bewust dat het slachtoffer over een aanzienlijk geldbedrag beschikte. Tijdens de inbraak hebben de verdachte en zijn mededader het slachtoffer bedreigd met een vuurwapen en een mes, en hebben zij hem geslagen en geschopt. De rechtbank kwalificeert dit gedrag als zeer agressief en gewelddadig, wat ernstige gevolgen heeft voor de gevoelens van veiligheid in de maatschappij.

De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat zijn cliënt in België in uitleveringsdetentie heeft verbleven van 11 september 2001 tot aan zijn uitlevering aan Nederland, en dat deze tijd in mindering moet worden gebracht op de op te leggen gevangenisstraf. De rechtbank oordeelt echter dat er geen bewijs is dat de detentie in België als uitleveringsdetentie kan worden beschouwd. De rechtbank houdt wel rekening met het tijdsverloop en de eerdere veroordeling van de verdachte in België voor een misdrijf dat vóór deze veroordeling is gepleegd.

De verdachte is op 19 februari 2002 in verzekering gesteld en op 20 februari 2002 in voorlopige hechtenis genomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-037087/00
's-Gravenhage, 27 maart 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Kiev (Sovjetunie),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen, huis van bewaring (unit 1), te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 maart 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr De Deugd, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Visser heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt voorts met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf als volgt.
Verdachte heeft zich samen met een ander de toegang verschaft tot de hotelkamer van een landgenoot, van wie hij wist dat deze over een aanzienlijk geldbedrag beschikte. Verdachte en zijn mededader hebben van deze persoon onder andere een fors geldbedrag weggenomen. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer daarbij met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) bedreigd, met een mes gestoken, geslagen, geschopt en getracht handboeien aan te doen. De rechtbank acht dit zeer agressieve en gewelddadige gedrag van verdachte en zijn mededader volstrekt ontoelaatbaar en rekent dit verdachte ernstig aan.
Een dergelijk feit veroorzaakt en versterkt gevoelens van onrust en onvei-lig-heid, niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de maatschappij.
De raadsman heeft aangevoerd dat zijn cliënt in België feitelijk vanaf 11 september 2001 tot aan zijn uitlevering aan Nederland in uitleveringsdetentie heeft verbleven en deze tijd derhalve van de hem op te leggen gevangenisstraf dient te worden afgetrokken.
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat sprake is van uitleveringsdetentie, en ook niet dat de door verdachte vanaf 11 september 2001 ondergane detentie feitelijk wel als zodanig zou moeten worden beschouwd, nu niet is komen vast te staan dat de reden waarom verdachte niet vervroegd in vrijheid is gesteld (uitsluitend) in het Nederlandse verzoek om uitlevering was gelegen. Voor het overige acht de rechtbank onvoldoende redenen aanwezig om bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf rekening te houden met verdachtes detentie in België. Wel houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop en met de omstandigheid dat verdachte bij vonnis van de strafrechter in België is veroordeeld tot ondermeer een gevangenisstraf, en thans opnieuw schuldig wordt verklaard aan een misdrijf vóór die veroordeling gepleegd.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur derhalve passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar en 6 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 19 februari 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 20 februari 2002;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Kalk, voorzitter,
Wattel en Spliet, rechters,
in tegenwoordigheid van Rietbroek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 maart 2002.