RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900618-01
's-Gravenhage, 16 april 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Teheran (Iran),
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 april 2002 .
De verdachte, bijgestaan door de raadslieden mr Van Bóné en mr Szegedi, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Van der Heem heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding impliciet primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding impliciet subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding impliciet primair is telastgelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad en als hier ingelast beschouwt- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Door de verdediging is het verweer gevoerd dat de verdachte heeft gehandeld vanuit noodweer dan wel noodweerexces. Zulks omdat zij, na een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van haar vader die eerst was gericht tegen haarzelf en vervolgens tegen haar vriend, ten gevolge van een hevige gemoedsbeweging naar een honkbalknuppel heeft gegrepen waarmee zij haar vader op zijn hoofd heeft geslagen, tengevolge waarvan haar vader is overleden.
De rechtbank stelt hieromtrent het volgende. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is, voorzover voor de beoordeling van het verweer van belang, het volgende komen vast te staan. Verdachte is ten gevolge van het stelselmatige agressieve handelen van haar vader jegens alle leden van het gezin, een getraumatiseerde vrouw, met een diepgewortelde angst voor haar vader.
De dag vóór het bewezenverklaarde feit heeft de vader van verdachte in haar moeders huis en in verdachtes aanwezigheid, eerst haar moeder bedreigd met een mes en vervolgens haar vriend bedreigd met de dood. Verdachtes vriend kon ternauwernood ontsnappen aan de ontstane gevaarlijke situatie. Verdachte leefde ook op grond van eerdere soortgelijke ervaringen met haar vader, in de veronderstelling dat haar vader een mes bij zich droeg.
De volgende dag heeft verdachte haar vader ermee geconfronteerd dat zij en haar vriend van hetgeen zich de vorige dag had afgespeeld aangifte hadden gedaan en dat zij twijfelden of zij deze aangifte wilden intrekken. Verdachtes vriend was hierbij aanwezig. Op dat moment is haar vader in woede ontstoken en heeft hij de verdachte in haar gezicht geslagen. Verdachtes vriend kwam meteen tussenbeide waardoor het handgemeen zich verplaatste van verdachte naar haar vriend. Meteen daarop is verdachte naar de slaapkamer gerend en heeft zij een honkbalknuppel gepakt. Nadat verdachte was teruggerend naar de woonkamer heeft zij vanaf het moment dat zij haar vader weer zag vanuit een "tunnelvisie" gehandeld; zij had slechts oog voor haar vader die op dat moment na een worsteling met haar vriend op de bank was terechtgekomen. Na een eerste klap met de honkbalknuppel op haar vaders hoofd kon verdachte niet meer stoppen met slaan en heeft zij met die honkbalknuppel meerdere malen op en tegen het hoofd van haar vader geslagen.
De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is weergegeven van oordeel dat het handelen van verdachte geboden was door de noodzakelijke verdediging, gelet op de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van haar eigen lijf en dat van haar vriend door haar vader. Zij verkeerde derhalve in een situatie van noodweer. De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte vervolgens de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden, zij het dat deze het onmiddellijke gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, door de aanranding van haar vader veroorzaakt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte handelde in een situatie van noodweerexces.
Het namens verdachte gevoerde verweer wordt derhalve gehonoreerd.
Verdachte is daarom niet strafbaar en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 41 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het haar bij -gewijzigde - dagvaarding impliciet primair telastgelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte terzake van het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Verheij, voorzitter,
Schaffels en Van Delden, rechters,
in tegenwoordigheid van Groot, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2002.