RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925003-02
rolnummer 0016
's-Gravenhage, 22 april 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Curaçao (Nederlandse Antillen),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuw Vosseveld, Unit 6 te Vught..
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 april 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr J. Gravesteyn, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr W.R. Oostenbrink heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair impliciet primair telastgelegde, te weten de pogingen moord, wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, impliciet subsidiair, te weten de pogingen doodslag, en 2 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1 primair impliciet primair, te weten de pogingen moord, is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, impliciet subsidiair en 2 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat zijn cliënt zich beroept op psychische overmacht en derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, om redenen die staan vermeld in zijn pleitaantekeningen, welke aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 8 april 2002 zijn gehecht.
De raadsman van verdachte heeft, voor het geval het beroep op psychische overmacht niet zou slagen, een beroep gedaan op putatief noodweer.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
Gelet op hetgeen ter terechtzitting omtrent de verhoudingen tussen verdachte en "Balletje", in wiens richting verdachte volgens eigen zeggen schoot, althans bedoelde te schieten, naar voren is gekomen, wil de rechtbank aannemen dat verdachte enige angst heeft gevoeld toen hij "Balletje" zag. De rechtbank merkt hierbij op dat handelen in een situatie waarin angst ervaren wordt niet zonder meer meebrengt dat dat handelen onvermijdelijk is en aan de handelende persoon niet kan worden verweten. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de angst die verdachte voelde een dusdanige psychische druk op hem legde dat redelijkerwijs niet van hem gevergd kon worden dat hij daaraan weerstand zou bieden.
De rechtbank acht derhalve niet aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld in een toestand van psychische overmacht en verwerpt het verweer.
Ten aanzien van het beroep op putatief noodweer overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich heeft bevonden in een situatie van een dreigende ogenblikkelijk wederrechtelijke aanranding van zijn lijf, dan wel dat hij mocht denken dat hij zich in een dergelijke situatie bevond. De enkele omstandigheid dat verdachte zag dat "Balletje" in zijn richting kwamen lopen en mogelijk scheldwoorden uitte, rechtvaardigt niet de conclusie dat deze op dat moment een onmiddellijk dreigend gevaar vormde.
Op grond van het vooroverwogene is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden geconcludeerd, dat verdachte redelijkerwijs kon veronderstellen dat hij werd aangevallen, dan wel dreigde te worden aangevallen. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.
Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar volgens de wet, omdat het na te melden misdrijven oplevert en verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf overwogen, dat verdachte op een koopavond in een drukke winkelstraat, nadat hij een jongen tegen was gekomen voor wie hij bang was, drie maal heeft geschoten, waarbij verdachte twee onschuldige mensen heeft geraakt. De omstandigheid dat de slachtoffers het leven niet hebben verloren is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte is te danken, daar verdachte door het geheel van de handelingen die hij heeft verricht, op de wijze zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, zich willens en wetens blootgesteld heeft aan de aanmerkelijke kans dat hij die mensen dodelijk zou verwonden. De rechtbank overweegt daarbij nog dat verdachte door het schieten in een drukke winkelstraat ook anderen, die zich in die winkelstraat bevonden, in gevaar heeft gebracht.
Door het gedrag van verdachte is de rechtsorde dan ook ernstig geschokt en is de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden.
De rechtbank neemt mede in aanmerking dat verdachte in maart 2000 is veroordeeld wegens onder meer wapenbezit, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden om, volgens eigen zeggen amper drie maanden daarna, wederom een vuurwapen aan te schaffen. Daarmee heeft hij het thans bewezenverklaarde eerste feit begaan.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting anderzijds er wel rekening mee dat "Balletje" - in wiens richting verdachte poogde te schieten - in het verleden meermalen gewelddadig is opgetreden jegens verdachte.
Voorts heeft verdachte zich samen met anderen, onder wie een caissière bij de V&D, schuldig gemaakt aan een zeer geraffineerde winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een zeer ergerlijk feit, dat naast schade veel hinder veroorzaakt voor de gedupeerde winkel. De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte zich tijdens het plegen van het onderhavige feit in de proeftijd bevond van de hem in 2000 opgelegde gevangenisstraf wegens - onder meer - diefstal.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportage die over verdachte is uitgebracht door drs. H.E.M. van Beek, psychiater te Doetinchem, gedateerd 14 februari 2002. De conclusie van de rapporteur dat de feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend, neemt de rechtbank over en maakt die tot de hare.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte opgestelde voorlichtingsrapport van het Leger des Heils Stichting Welzijns- en Gezondheidszorg Reclassering / Dagtrainingscentrum, gedateerd 14 maart 2002, opgesteld door D.A.J.B. Peters, reclasseringswerker.
Al het voorgaande overwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
- 45, 57, 289, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1 primair impliciet primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair impliciet subsidiair en 2 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
terzake van het bij dagvaarding onder 1 primair impliciet subsidiair bewezenverklaarde feit:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
terzake van het bij dagvaarding onder 2 bewezenverklaarde feit:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 4 JAREN;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 30 december 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 2 januari 2002;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Valk en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van der Steen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2002.