ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1862

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-037833-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Timmermans
  • W. Wien
  • A. Wattèl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige inbraak met poging tot doodslag en mishandeling

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 11 april 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige inbraak. De verdachte, die thans gedetineerd is, had een verbouwing uitgevoerd die niet naar behoren was gedaan, wat leidde tot een conflict met de opdrachtgeefster. In een poging om haar te intimideren, drong hij 's nachts haar woning binnen, gewapend met een zware houten hamer en een spuitbus met verdunde ammoniak. Tijdens de inbraak heeft hij de opdrachtgeefster in de ogen gespoten met de ammoniak en haar met de hamer op het hoofd geslagen. De vriend van de opdrachtgeefster werd ook aangevallen, wat resulteerde in een worsteling waarbij de verdachte hem meerdere keren op het hoofd sloeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gewelddadige gedrag van de verdachte niet alleen lichamelijk letsel veroorzaakte, maar ook psychische schade en een gevoel van onveiligheid in de samenleving met zich meebracht. De verdachte is in verzekering gesteld op 2 oktober 2001 en in voorlopige hechtenis op 4 oktober 2001. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de aanklachten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deskundigen concludeerden dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en psychiatrische behandeling. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-037833-01
's-Gravenhage, 11 april 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Boschpoort, Huis van Bewaring te Breda.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 maart 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Van Kregten, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Steen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 3 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Nadat verdachte had begrepen dat een door hem uitgevoerde verbouwing volgens de opdrachtgeefster niet naar behoren was gedaan en er geen betaling zou volgen, heeft hij het recht in eigen handen genomen. Verdachte had, naar eigen zeggen, de intentie om de opdrachtgeefster schrik aan te jagen. Verdachte heeft uitvoering aan zijn plan gegeven door, midden in de nacht met o.a. een zware houten hamer, een spuitbus met verdunde ammoniak en met een bivakmuts op, het huis waar opdrachtgeefster verbleef, binnen te dringen. Toen de opdrachtgeefster wakker werd en begon te gillen heeft verdachte haar met de ammoniak in de ogen gespoten en haar met de hamer op het hoofd geslagen. Door het gegil werd de vriend van de opdrachtgeefster wakker en ontstond er een worsteling waarbij verdachte deze man meerdere malen op het hoofd heeft geslagen.
Het gewelddadige gedrag van verdachte brengt naast lichamelijk letsel tevens psychische schade bij de benadeelden teweeg en draagt bij aan de onveiligheidsgevoelens in de samenleving.
Door twee deskundigen, dr. B. A. Blansjaar (psychiater) en drs. M. H. de Groot (psycholoog) is onderzoek verricht naar de persoonlijkheid en de geestvermogens van verdachte. In hun rapporten van respectievelijk 24 januari 2002 en 20 februari 2002 concluderen genoemde deskundigen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de telastgelegde feiten. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
Voorts adviseren beide deskundigen om aan verdachte verplicht reclasseringscontact op te leggen en tevens de verplichting om zich psychiatrisch te laten behandelen. De rechtbank neemt dit advies over en zal reclasseringsbegeleiding en behandeling als bijzondere voorwaarde opleggen bij een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft voorts in haar oordeel betrokken dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister - niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.
Voor het op leggen van TBS met dwangverpleging, zoals gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank gelet op het voorgaande thans onvoldoende grond.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 3 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feit 1 primair en 2 primair:
POGING TOT DOODSLAG, MEERMALEN GEPLEEGD;
t.a.v. feit 3 subsidiair:
MISHANDELING.
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 1 jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt deelname aan een ambulante, zo nodig klinische, psychiatrische behandeling en geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 02 oktober 2001.
in voorlopige hechtenis gesteld op : 04 oktober 2001.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Wien en Wattèl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Verburgt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2002.