ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1944
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsende werking van bezwaar tegen weigering verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 april 2002 uitspraak gedaan over de schorsende werking van een bezwaar dat was ingediend door een verzoeker, geboren in 1985 en van Iraanse nationaliteit, tegen de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om hem in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning als alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv). Het verzoek om een voorlopige voorziening werd ingediend op 26 maart 2002, met het doel om uitzetting te voorkomen totdat er een beslissing was genomen op het bezwaar en het beroep. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 maart 2002, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.G. Wiebes, en de verweerder door mr. E. Bervoets.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 73 van de Vreemdelingenwet 2000 de werking van een besluit tot afwijzing van een aanvraag om een verblijfsvergunning hangende bezwaar wordt opgeschort. De verweerder had aangevoerd dat er in dit geval geen sprake was van schorsende werking, omdat de beslissing ambtshalve was genomen en niet op aanvraag van de verzoeker. De voorzieningenrechter volgde deze redenering echter niet en concludeerde dat er geen wezenlijk verschil was in de rechtsgevolgen van een ambtshalve besluit en een besluit op uitdrukkelijke aanvraag. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar wel degelijk schorsende werking had.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verzoeker geen redelijk belang had bij de gevraagde voorziening. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De zaak is geregistreerd onder nummer AWB 02/19901 BEPTDN.