ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1944

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/19901BEPTDN
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsende werking van bezwaar tegen weigering verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 april 2002 uitspraak gedaan over de schorsende werking van een bezwaar dat was ingediend door een verzoeker, geboren in 1985 en van Iraanse nationaliteit, tegen de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om hem in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning als alleenstaande minderjarige vreemdeling (amv). Het verzoek om een voorlopige voorziening werd ingediend op 26 maart 2002, met het doel om uitzetting te voorkomen totdat er een beslissing was genomen op het bezwaar en het beroep. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 maart 2002, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.G. Wiebes, en de verweerder door mr. E. Bervoets.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 73 van de Vreemdelingenwet 2000 de werking van een besluit tot afwijzing van een aanvraag om een verblijfsvergunning hangende bezwaar wordt opgeschort. De verweerder had aangevoerd dat er in dit geval geen sprake was van schorsende werking, omdat de beslissing ambtshalve was genomen en niet op aanvraag van de verzoeker. De voorzieningenrechter volgde deze redenering echter niet en concludeerde dat er geen wezenlijk verschil was in de rechtsgevolgen van een ambtshalve besluit en een besluit op uitdrukkelijke aanvraag. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar wel degelijk schorsende werking had.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verzoeker geen redelijk belang had bij de gevraagde voorziening. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De zaak is geregistreerd onder nummer AWB 02/19901 BEPTDN.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
Voorzieningenrechter
regnr.: Awb 02/19901 BEPTDN GZ
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1985,
van Iraanse nationaliteit,
IND dossiernummer 0203.13.8073,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.G. Wiebes, advocaat te Dronten;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. E. Bervoets, ambtenaar ten departemente.
1 Procesverloop
1.1 Bij beroepschrift van 18 maart 2002 heeft verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank tegen de beschikking van verweerder van 13 maart 2002, voor zover het betreft de afwijzing van verzoekers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit beroep is geregistreerd onder nummer Awb 02/19903.
Bij bezwaarschrift van 18 maart 2002 heeft verzoeker bij verweerder een bezwaarschrift tegen voormelde beschikking, voor zover deze de weigering verzoeker in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling (hierna: amv-vergunning), ingediend.
1.2 Bij verzoekschrift van 26 maart 2002 heeft verzoeker verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot in beroep respectievelijk bezwaar is beslist.
1.3 Het verzoek is behandeld ter zitting van 29 maart 2002. Verzoeker is daarbij niet in persoon, doch bij gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Overwegingen
2.1 Met betrekking tot de voorlopige voorziening hangende beroep:
Bij uitspraak van heden is het connexe beroep ongegrond verklaard. Het belang aan de gevraagde voorlopige voorziening is daarmee komen te ontvallen. Het verzoek is derhalve niet-ontvankelijk.
2.2 Met betrekking tot de voorlopige voorziening hangende bezwaar:
Partijen strijden allereerst over de vraag, of het ingestelde bezwaar schorsende werking heeft.
Verzoekers bezwaar richt zich tegen het reguliere aspect van verweerders besluit van 13 maart 2002, te weten de - naar verweerder stelt ambtshalve - weigering verzoeker in aanmerking te brengen voor een amv-vergunning.
Uit artikel 73 Vreemdelingenwet vloeit voort dat de werking van een besluit tot afwijzing van een aanvraag om een dergelijke vergunning hangende bezwaar wordt opgeschort. Verweerder heeft aangevoerd dat er in het onderhavige geval geen sprake is van schorsende werking, aangezien hier niet op aanvraag, maar ambtshalve werd beslist.
De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin niet.
Nog daargelaten of verzoekers asielaanvraag in casu niet als een impliciete aanvraag om een amv-vergunning had moeten worden opgevat, valt niet in te zien dat aan een ambtshalve amv-besluit wezenlijk andere rechtsgevolgen zouden moeten kleven dan wanneer een zelfde besluit op uitdrukkelijke aanvraag daartoe wordt genomen.
Ook uit het oogpunt van het strikte, althans strikt gewilde onderscheid tussen "asiel" en "regulier" is de door verweerder kennelijk voorgestane mengvorm niet begrijpelijk.
De conclusie moet dan ook zijn dat van het in de onderhavige zaak ingestelde bezwaar wel degelijk een schorsende werking uitgaat.
Als gevolg daarvan heeft verzoeker bij de gevraagde voorziening geen redelijk belang; het verzoek is derhalve niet-ontvankelijk.
Hetgeen partijen overigens verdeeld houdt kan mitsdien onbesproken bljiven.
1.52.3 Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3 Beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Met betrekking tot het verzoek om een voorlopige voorziening hangende beroep:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
II. Met betrekking tot het verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. Koene en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid de griffier op 5 april 2002.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden:
5 april 2002.