ECLI:NL:RBSGR:2002:AE2005

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 02/380
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.F.M. Hofhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over contractering en tarieven voor vrijgevestigde psychotherapeuten

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Gravenhage werd behandeld, vorderden eisers, de Stichting Regionale Advies Commissie Regio 7 en [eiser2], dat gedaagde, de Onderlinge Waarborgmaatschappij Nuts Zorgverzekering U.A., hen zou verplichten om contracten aan te bieden aan vrijgevestigde psychotherapeuten in de regio Haaglanden. De eisers stelden dat gedaagde, als zorgkantoor, onrechtmatig handelde door geen contracten aan te bieden en niet te onderhandelen over de tarieven voor psychotherapie. De zaak werd behandeld in kort geding, waarbij de voorzieningenrechter op 24 april 2002 uitspraak deed.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de stichting niet ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat in de statuten van de stichting niet was opgenomen dat zij de belangen van de vrijgevestigde psychotherapeuten behartigde. Dit was in strijd met artikel 3:305a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast werd vastgesteld dat de onderhandelingen tussen de vrijgevestigde therapeuten en gedaagde waren vastgelopen, maar dat dit niet betekende dat de rechter moest ingrijpen in de onderhandelingen. De rechter concludeerde dat er geen onredelijke standpunten waren ingenomen door een van de partijen en dat zij zelf de impasse moesten doorbreken.

De vorderingen van eisers werden afgewezen, en eisers werden veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde op € 896,- werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken in het openbaar, waarbij de griffier aanwezig was. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om zelf tot een oplossing te komen in plaats van te vertrouwen op de rechter om in te grijpen in hun onderhandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 24 april 2002,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 02/380 van:
1. de Stichting Regionale Advies Commissie Regio 7,
gevestigd te Leiden,
2. [eiser2],
wonende te Den Haag,
eisers,
procureur mr. P.C. Römer,
tegen:
Onderlinge Waarborgmaatschappij Nuts Zorgverzekering U.A.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
procureur mr. J. Ekelmans.
Eisers worden hierna ook aangeduid als de stichting en [eiser2].
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 12 april 2002 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
a. [eiser2] is een vrijgevestigd psychotherapeut. [eiser2] is derhalve niet in loondienst van een (regionale) instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg (hierna: RIAGG). Gedaagde heeft in de regio Haaglanden de functie van zorgkantoor.
b. Gedaagde is in de regio Haaglanden belast met het uitvoeren van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). De AWBZ geeft verzekerden aanspraak op de verstrekkingen omschreven in het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering (hierna: het besluit).
c. De hulp door vrijgevestigde psychotherapeuten is geen zelfstandige verstrekking in de zin van de AWBZ. De hulp door een vrijgevestigd therapeut wordt op grond van artikel 20b van het besluit geacht te zijn verleend door of vanwege een RIAGG. In de periode 1994 tot en met juni 2001 is het tarief van de vrijgevestigde psychotherapeuten (hierna: het tarief) landelijk vastgesteld en vastgelegd in de 'Regeling vrijgevestigd psychotherapeut in een door of vanwege de RIAGG-constructie' (hierna: de oude regeling). Het tarief bedroeg in die periode ƒ 118,- per uur.
d. De oude regeling is in 2001 in verband met de inwerkingtreding van de Mededingingswet (Mw) in 1998 herzien. Sedertdien geldt de 'Regeling psychotherapie door vrijgevestigd psychotherapeuten, niet zijnde psychiater' (bijlage 3 bij Uitkomst van overleg zorgkantoor-instelling voor ggz) (hierna: de regeling).
e. De regeling is ingegaan per 1 juli 2001. In de regeling is bepaald dat het zorgkantoor met iedere individuele psychotherapeut een tarief overeenkomt. Met ingang van 1 juli 2001 wordt het tarief derhalve niet meer landelijk vastgesteld. In de regeling is tot 1 januari 2002 voorzien in een overgangsregime voor reeds gesloten contracten met vrijgevestigde psychotherapeuten. In de regeling is onder meer als volgt bepaald: "(…)c. De psychotherapeut hanteert het protocol indicatiestelling, behorend bij deze regeling en legt de hem/haar gestelde indicatie ter toetsing voor aan een door het zorgkantoor voor dit doel ingestelde regionale commissie.
d. Na verkregen instemming van de regionale commissie meldt de psychotherapeut de aanvang van de behandeling aan de instelling voor ggz, die zorgdraagt voor de melding aan het zorgkantoor (…)". In de regio Haaglanden is de stichting de in de regeling onder c en d bedoelde regionale (toetsings)commissie.
f. Voorts is in de regeling bepaald: "(…) Tot de taak en verantwoordelijkheid van het zorgkantoor behoort het bepalen en uitvoeren van een contracteerbeleid. (…) het zorgkantoor stelt de criteria vast waaraan de vrijgevestigd psychotherapeuten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een contract met de instelling (…). Het zorgkantoor verstrekt de instelling de namen van de te contracteren vrijgevestigd psychotherapeuten en de omvang van het contract, weergegeven in een aantal declarabele uren (…)"
g. Uit artikel 2 van de statuten van de stichting blijkt dat zij tot taak heeft te adviseren over indicatiestelling van patiënten die zijn verwezen naar een vrijgevestigde psychotherapeut.
h. De onderhandelingen die in verband met de regeling sinds medio 2001 tussen tussen de vrijgevestigde therapeuten en de zorgkantoren gaande zijn hebben tot op heden niet geresulteerd in het afsluiten van individuele contracten en het vaststellen van een uurtarief.
2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer
Eisers vorderen na wijziging van eis -zakelijk weergegeven- gedaagde op straffe van een dwangsom te veroordelen om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis:
1. aan de vrijgevestigde therapeuten in haar regio contracten als bedoeld in de regeling aan te bieden, zulks door tussenkomst van een in de regeling bedoelde toegelaten instelling, tegen vergoeding van een voorschot van € 70,- (inclusief eigen bijdrage) per uur;
2. actief met eisers (door) te onderhandelen omtrent de vanaf 1 januari 2002 voor
psychotherapie door vrijgevestigde psychotherapeuten (respectievelijk [eiser2]) te vergoeden bedragen.
Daartoe voeren eisers het volgende aan.
Bij brief van 22 mei 2001 heeft de Landelijke begeleidingscommissie vrijgevestigde psychotherapeuten de regeling verzonden aan alle zorgkantoren, regionale adviescommissies en contact-RIAGG's. Vanaf dat moment was het voor het zorgkantoor duidelijk dat het zijn taak was om op basis van de regeling een contracteerbeleid vast te stellen en uit te voeren. Hoewel de regeling met ingang van 1 juli 2001 in werking is getreden, is er nog geen contract gesloten. In het overleg over het contracteerbeleid (en het vast te stellen tarief) tussen onder meer de vrijgevestigde psychotherapeuten (vertegenwoordigd door de stichting) en de zorgkantoren (vertegenwoordigd door gedaagde) weigert gedaagde inhoudelijk over de tarieven te onderhandelen. Gedaagde weigert met een tariefvoorstel te komen. Volgens gedaagde is er geen mogelijkheid het tot juli 2001 gehanteerde van tarief ƒ 118,- per uur te verhogen. Het aantal aan psychotherapie te besteden uren moet immers gelijk blijven en er is geen additioneel budget. Om die reden hebben eisers in januari 2002 besloten geen nieuwe behandelingen aan te vangen. Die cliëntenstop zou eindigen op het moment dat er contracten zouden zijn met een redelijk tarief. Gedaagde heeft zich bovendien in april 2002 opnieuw op het standpunt gesteld dat niet zij, maar de RIAGG bevoegd is de tarieven vast te stellen. Door, ondanks toezeggingen daartoe, tot op heden geen tariefvoorstel en geen contractaanbiedingen te doen handelt gedaagde onrechtmatig jegens eisers.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Tussen partijen staat vast dat in de statuten van de stichting niet is opgenomen dat de stichting tot taak heeft het behartigen van de belangen van de vrijgevestigde psychotherapeuten in de regio Haaglanden waar gedaagde als zorgkantoor fungeert. De stichting voldoet derhalve niet aan het vereiste vermeld in artikel 3:305a lid 1 Burgerlijk Wetboek. Daaruit volgt dat de stichting niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering jegens gedaagde.
3.2. De regeling is tot stand is gekomen in verband met het in artikel 6 Mw opgenomen verbod tot het maken van mededingingsafspraken. De Nederlandse Mededingingsautoriteit acht het maken van collectieve afspraken in de gezondheidszorg over in rekening te brengen tarieven in strijd met dat verbod. Kenmerk van de regeling is dat er vrije prijsonderhandelingen tussen [eiser2] en gedaagde moeten plaatsvinden. De vrijgevestigde therapeuten, onder wie [eiser2], hebben in verband met de inwerkingtreding in juli 2001 van de regeling vanaf de tweede helft van 2001 met gedaagde onderhandeld over met name de hoogte van het tarief.
3.3. Vaststaat dat de onderhandelingen tussen partijen zijn vastgelopen. Volgens gedaagde is er geen uitzicht op een hoger budget, met als gevolg dat de wens van [eiser2] een hoger tarief dan ƒ 118,- per uur vast te stellen niet gehonoreerd kan worden. Voor gedaagde is het voornamelijk van belang dat het aantal aan te bieden psychotherapeutische behandelingen niet afneemt. Dat zou het geval zijn indien de tarieven bij gelijkblijvend budget worden verhoogd. [eiser2] daarentegen heeft, zolang er geen hoger tarief is vastgesteld, met ingang van januari 2002 tot een cliëntenstop besloten. Volgens [eiser2] is het redelijk dat hij in 2002 een tarief van € 70,- per uur ontvangt. Dat tarief komt hem, zo stelt hij, redelijkerwijs toe. Temeer nu zijn tarief in de periode van 1994 tot en met juni 2001 niet is verhoogd, hetgeen het aantal psychotherapeutische behandelingen ten goede is gekomen.
3.4. Het is niet de taak van de burgerlijke rechter om te treden in de vrije onderhandelingen die tussen partijen gaande zijn. Daartoe kan, afhankelijk ook van de verdere omstandigheden van het geval, slechts aanleiding zijn indien duidelijk is dat ófwel [eiser2] ófwel gedaagde in die onderhandelingen apert onredelijke standpunten heeft ingenomen of inneemt. Dit nu doet zich hier niet voor. In casu betreft het een gecompliceerd budgetteringssysteem op grond waarvan het tarief moet worden vastgesteld. Daarbij komt dat partijen van mening verschillen over de vraag welke instelling, gedaagde of RIAGG, de onderhandelingspartner van [eiser2] is. Wat ook van dat laatste zij, nu niet is gebleken dat partijen zich gedurende de onderhandelingen op apert onredelijke standpunten hebben gesteld dan wel stellen, dienen zij zelf de thans ontstane impasse te doorbreken. Het onder 1 gevorderde moet derhalve worden afgewezen.
3.5. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat partijen zullen moeten dooronderhandelen. Er bestaat geen aanleiding om gedaagde daartoe op straffe van een dwangsom te veroordelen. Een dergelijke veroordeling leidt tot te grote onzekerheid, met name over het moment waarop er dwangsommen verschuldigd zijn. Het valt immers niet altijd met zekerheid vast te stellen wanner er sprake is van (voortgezette) onderhandelingen. Niet uit te sluiten valt derhalve dat een dergelijke veroordeling leidt tot executiegeschillen, hetgeen voorkomen dient te worden. Het onder 2 gevorderde moet eveneens worden afgewezen.
3.6. Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
verklaart de stichting niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
wijst de vorderingen van [eiser2] af;
veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 896,-, waarvan € 703,- aan griffierecht;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 24 april 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
AH