3. Op 1 april 2001 is de Vw 2000 (Wet van 23 november 2000 tot algehele herziening van de Vreemdelingenwet, Stb. 2000, 495) in werking getreden. Aan eiser is onder vigeur van de Vw 1965 een vvtv verleend met ingang van 3 juni 1998. Op voet van artikel 115, zesde lid van de Vw 2000 is deze vergunning op 1 april 2001, de datum van inwerkingtreding van de Vw 2000, „omgeklapt“ in een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, onder handhaving van de geldigheidsduur van de voorheen verleende vvtv. Eiser beoogt met het onderhavige beroep toelating als vluchteling te verkrijgen. De materiële uitkomst van de procedure kan evenwel geen andere vergunning meer opleveren dan de verblijfsvergunning waarover eiser vanaf 1 april 2001 beschikt. Indien dit beroep door de rechtbank gegrond zou worden verklaard omdat verweerder op het punt van het vluchtelingschap ten onrechte zou hebben geoordeeld dat eiser geen vluchteling is, en indien verweerder, na vernietiging van het bestreden besluit, in een nieuwe beslissing op bezwaar het bezwaar gegrond zou verklaren omdat eiser als vluchteling dient te worden aangemerkt, dan zou de aanvraag van eiser ingevolge artikel 117, eerste lid, van de Vw 2000 alsnog moeten worden aangemerkt als een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning op grond van de Vw 2000 en dan zou eiser slechts in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, welke vergunning ingevolge artikel 44, tweede lid, van de Vw 2000 zou moeten worden verleend met ingang van de datum van zijn aanvraag, in dit geval 2 juni 1998. Verlening van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van de aanvraag is -zoals verweerder terecht stelt- niet mogelijk omdat eiser bij de onderhavige aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden als vervat in artikel 34 van de Vw 2000, in het bijzonder niet aan de voorwaarde dat hij direct voorafgaande aan de aanvraag gedurende drie achtereenvolgende jaren rechtmatig verblijf heeft genoten. Aan eiser zal alsdan mitsdien alleen de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kunnen worden verleend.
De rechtbank is voorts met verweerder van oordeel dat evenmin kan worden aangenomen dat die verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, zo deze eiser -terugredenerend- per 2 juni 1998 toe zou zijn gekomen, per 1 april 2001 conform het bepaalde in artikel 115 van de Vw 2000 alsnog zou „omklappen“ in een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd: artikel 115 van de Vw 2000 heeft uitdrukkelijk alleen betrekking op de op 1 april 2001 geldige verblijfstitels, terwijl ook het van rechtswege aanmerken van een oude titel als een nieuwe, is beperkt tot „dat tijdstip“.
Ten slotte geldt dat ook het beginsel van de rechtszekerheid, daargelaten of daar in dit geval inbreuk op wordt gemaakt, niet tot een ander oordeel in dezen kan leiden, aangezien het wegens strijd met een fundamenteel rechtsbeginsel als de rechtszekerheid buiten toepassing laten van een wetsbepaling op grond van omstandigheden welke bij haar totstandkoming in de afweging zijn betrokken, dus in gevallen waarvoor zij nu juist is geschreven, aan die wetsbepaling haar verbindende kracht ontneemt hetgeen de rechter ingevolge artikel 120 van de Grondwet is verboden (HR 14 april 1989 NJ 1989/469, Harmonisatiewet). Nu uit de wetsgeschiedenis van de Vw 2000 blijkt dat de wetgever uitdrukkelijk gekozen heeft voor een vereenvoudiging van het systeem van verblijfsvergunningen (TK 1998-1999, 26 732, nr. 3, p. 3), voor het voorkómen van procedures voor een sterkere titel (idem nr. 7, p. 5 en nr. 3, p. 94 en 95) en voor het zo snel mogelijk toepassen van het nieuwe vergunningensysteem (idem, nr. 3, p. 92) waarbij tevens is beoogd verslechtering van de materiële positie van de vreemdeling te voorkómen (idem nr. 3, p. 92), dit alles bezien in samenhang met het standpunt van verweerder, als hierboven samengevat in r.o. II.3, kan voorts niet gesteld worden dat sprake is van niet in de Vw 2000 verdisconteerde omstandigheden, als bedoeld in het Harmonisatiewetarrest.
De rechtbank stelt dan ook vast dat eiser per 1 april 2001 ingevolge artikel 115 van de Vw 2000 de verblijfsvergunning heeft gekregen die hij met dit beroep beoogde te krijgen, zodat in zoverre het procesbelang is komen te ontvallen.