ECLI:NL:RBSGR:2002:AE4438

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG 02/528
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot intrekking van verzamelmaatregelen in het kader van de MKZ-crisis door belangenorganisatie van veehouders

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, hebben eisers, bestaande uit de Vereniging Nederlands Agrarisch Belang en enkele leden, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. De eisers vorderden primair de intrekking van de verzamelmaatregelen die door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij waren ingesteld in het kader van de MKZ-crisis. Deze maatregelen, die onder andere een verbod op het verzamelen van evenhoevig vee voor een periode van 30 dagen inhielden, werden door eisers als onrechtmatig bestempeld. Ze stelden dat de MKZ-crisis inmiddels voorbij was en dat de maatregelen disproportioneel waren, aangezien ze de handel in vee ernstig belemmerden.

De voorzieningenrechter heeft de primaire vordering afgewezen, met de overweging dat een algemeen werkende regeling in kort geding niet kan worden ingetrokken. De subsidiaire vordering, die gericht was op het treffen van een voorziening om de nadelen van de verzamelmaatregelen te verlichten, werd eveneens afgewezen. De rechter oordeelde dat de Minister een grote beleidsvrijheid heeft om preventieve maatregelen te treffen en dat de verzamelmaatregelen gerechtvaardigd zijn door het algemeen belang van het voorkomen van verspreiding van de MKZ-ziekte.

De rechter concludeerde dat er geen onrechtmatigheid van de regelgeving was aangetoond en dat de vorderingen van eisers, zowel primair als subsidiair, moesten worden afgewezen. Eisers werden veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de Staat waren begroot op € 896,--, inclusief griffierecht. Dit vonnis werd uitgesproken op 10 juni 2002 door mr. R.J. Paris.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 10 juni 2002,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 02/528 van:
1. De Vereniging Nederlands Agrarisch Belang,
statutair gevestigd te [woonplaats],
2. [eiser2],
wonende te [woonplaats], gemeente [S.],
3. [eiser3],
wonende te [woonplaats], gemeente [L.],
4. [eiser4],
wonende te [woonplaats], en
5. [eiser5]
wonende te [woonplaats], gemeente [T.],
eisers,
procureur mr. J.C. Meijroos
advocaat mr. G. de Hoogd te Purmerend,
tegen:
de Staat der Nederlanden (de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij),
van wie de zetel is gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. M.E.M.G. Peletier.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 30 mei 2002 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
- Eiseres sub 1 is een belangenorganisatie van Nederlandse veehouders. Eisers sub 2 tot en met 5 zijn leden van deze organisatie en houden zich bezig met het fokken en de verhandeling van evenhoevig vee.
- In het voorjaar van 2001 heeft de Minister in het kader van de MKZ-crisis een aantal maatregelen genomen, zowel gericht op bestrijding van de ziekte als ter preventie van nieuwe uitbraken in de toekomst.
- In het kader van de preventie zijn Ministeriële Regelingen van kracht geworden, waaronder de "Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000" en de "Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten". Deze regelingen, hierna te noemen: "de verzamelmaatregelen", zijn vastgesteld op 27 juli 2001 en enige malen gewijzigd, laatstelijk op 9 april 2002. De voorschriften in de verzamelmaatregelen zijn gebaseerd op de artikelen 17 en 18 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (hierna: de GWWD).
- De verzamelmaatregelen houden, kort gezegd, in dat het verzamelen van evenhoevig vee verboden is voor een periode korter dan 30 dagen en dat wanneer in een bedrijf evenhoevig vee wordt verzameld het bedrijf gedurende een periode van 30 dagen geen evenhoevig vee mag afvoeren. Op deze verboden gelden uitzonderingen voor (onder meer) de door de Minister erkende verzamelcentra (onder meer "veemarkten") die aan speciale inrichtingseisen voldoen.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
Eisers vorderen -zakelijk weergegeven-
primair:
gedaagde (hierna: "De Staat") te veroordelen de verzamelmaatregelen in te trekken, voorzover deze betrekking hebben op de huidige marktinrichtingseisen ten aanzien van veemarkten en op de 30 dagen quarantaine, zulks op verbeurte van een dwangsom;
subsidiair:
in goede justitie een voorziening te treffen, waarbij de nadelen voortvloeiende uit de verzamelmaatregelen worden weggenomen.
Daartoe voeren eisers, kort samengevat, het volgende aan.
De voorschriften in de verzamelmaatregelen zijn onrechtmatig jegens eisers op de navolgende gronden.
De MKZ crisis is sedert geruime tijd (juli 2001) voorbij, zoals de Minister zelf heeft aangegeven in zijn brief van 26 februari 2002; desalniettemin heeft de Staat de maatregelen in stand gelaten en zelfs aangescherpt.
Het aan banden leggen van de veemarkten is niet gebeurd door middel van een wet in formele zin.
Als gevolg van de verzamelmaatregelen is de handel in vee, zoals die vóór het uitbreken van de MKZ-crisis plaatsvond, niet meer mogelijk. Feitelijk is de markt geëlimineerd en loopt de verhandeling van vee en vlees via grossiers. Als gevolg daarvan is de vrije prijsvorming verloren gegaan. De veeboeren zijn gedupeerd en voor sommigen staat het voortbestaan van hun bedrijf op het spel. Deze gang van zaken is in strijd met het gedachtegoed van de Europese gemeenschappen terzake van een vrij verkeer van goederen, diensten en kapitaal.
Blijkens een publicatie van 16 augustus 2001 is de Europese Commissie niet van plan het samenbrengen van vee op veemarkten te verbieden. In België en in Engeland gelden geen zodanige verboden. De onderhavige regelgeving is dan ook in strijd met het gelijkheidsbeginsel en disproportioneel.
De gang van zaken is des te schrijnender nu vaststaat dat de veemarkten niet de oorzaak waren van de MKZ-crisis.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1.De primaire vordering van eisers, strekkende tot veroordeling van gedaagde tot intrekking van de verzamelmaatregelen is niet toewijsbaar.
Een algemeen werkende regeling als de onderhavige kan in kort geding "buiten werking" worden gesteld, hetgeen neerkomt op een in algemene termen vervat verbod, daartoe strekkende dat de Staat zich - tot een eventuele beslissing in een bodemprocedure - heeft te onthouden van gedragingen die op de werking van die beschikkingen zijn gegrond, met name het uitvoeren of doen uitvoeren daarvan. Het is evenwel niet mogelijk in kort geding te bevelen een dergelijke regeling in te trekken. De primaire vordering zal dan ook worden afgewezen.
3.2. Thans is derhalve de subsidiaire vordering aan de orde.
Ter beoordeling is de vraag of de verzamelmaatregelen, met name de handhaving van deze maatregelen nadat de MKZ-crisis door de Minister beëindigd is verklaard, onrechtmatig is jegens eisers.
Allereerst moet worden geconstateerd dat MKZ een dierziekte is die op grond van artikel 15 lid 2 GWWD door de Minister als zodanig is aangewezen. De GWWD geeft de Minister in afdeling 3 van Hoofdstuk II van de wet de bevoegdheid aanvullende preventieve maatregelen te treffen ter voorkoming van besmetting met door de Minister aangewezen dierziekten. Dat de Minister deze maatregelen alleen zou mogen treffen (in casu handhaven) in een situatie waarin de betreffende dierziekte zich daadwerkelijk in Nederland manifesteert kan noch uit de tekst noch uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid.
3.3. Aan de Minister komt een grote mate van beleidsvrijheid toe om te oordelen welke maatregelen geëigend zijn voor de preventie en de bestrijding van MKZ.
Door gedaagde wordt erkend dat het uitbreken van de MKZ crisis niet het gevolg was van het houden van veemarkten en tevens dat de MKZ-crisis thans is beëindigd, doch dat is in deze zaak niet relevant.
Waar het hier om gaat is dat de Minister zich door het uitbreken van de MKZ-crisis heeft gerealiseerd dat er grote risico's verbonden zijn aan het op de markt brengen van vee en dat hij derhalve zijn maatregelen heeft getroffen in de vorm van een algemeen verbod op het verzamelen van evenhoevig vee en in uitzonderingen daarop, vervat in de voorschriften die in dit kort geding ter discussie staan.
Uit de in dit verband door gedaagde overgelegde stukken blijkt dat het verzamelverbod na de crisis verschillende malen is versoepeld door middel van wijzigingen in de regelgeving. Bovendien is van meet af aan aangekondigd dat na verloop van een jaar een evaluatie zou worden georganiseerd. Ter zitting heeft gedaagde desgevraagd medegedeeld dat de voorbereidingen voor de evaluatie thans in volle gang zijn.
3.4.Dat de maatregelen nadelige effecten hebben voor eisers wordt niet door gedaagde betwist. Daar staat evenwel tegenover dat het voorkomen van verspreiding van het virus een zwaarwegend algemeen belang is.
Het is niet mogelijk om op voorhand te stellen dat de regelgeving thans, bijna een jaar na het einde van de MKZ-crisis, onrechtmatig is. Gedaagde heeft op goede gronden betoogd dat veemarkten een grote risicofactor vormen voor de verspreiding van virussen en dat dit mede wordt bepaald door de specifieke situatie in Nederland, waar dieren in deze sector worden gehouden op een manier, die volgens deskundigen -mede gegeven de hoge veedichtheid hier te lande- een extra risico vormt. Bovendien is evaluatie aangekondigd en is gedaagde thans bezig met de voorbereiding daarvan. Aan te nemen valt dat de door eisers bedoelde nadelen in die evaluatie meegewogen zullen worden.
3.5.Voorzover al juist is dat er sprake is van een ongelijke behandeling van individuele veehandelaren in vergelijking met grossiers, hetgeen door gedaagde gemotiveerd is betwist, geldt dat deze ongelijkheid wordt gerechtvaardigd door het algemeen belang dat met de verzamelmaatregelen wordt gediend.
Hetzelfde geldt ten aanzien van het argument dat de maatregelen in strijd zijn met het proportionaliteitsbeginsel. De quarantaineperiode van 30 dagen sluit aan bij de EG richtlijn ter zake, zoals deze geldt voor de export van runderen en varkens in de Europese Unie, terwijl ten aanzien van de selectie van vee andere oplossingen denkbaar zijn dan die via het samenbrengen van dieren.
Dat andere ons omringende landen minder strenge eisen stellen laat onverlet dat Nederland de bevoegdheid heeft om de eisen wel scherp te stellen.
Overigens is niet gebleken van strijd met EG-regelgeving. Eisers concretiseren hun stelling terzake niet; zij beperken hun betoog te dien aanzien tot algemene termen.
3.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat van onverbindendheid van de regelgeving noch van onrechtmatigheid daarvan is gebleken zodat ook de subsidiaire vordering moet worden afgewezen.
Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
Wijst zowel de primaire als de subsidiaire vordering af.
Veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 896,--, waarvan € 193,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
md