ECLI:NL:RBSGR:2002:AE4451

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-754001/01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Engelen
  • A. van Delden
  • J. Wapenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval en afpersing met geweld in de woning van slachtoffers

In deze strafzaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 juni 2002 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder een gewapende overval op een bank en afpersing. De officier van justitie, mr. Van der Bel, eiste een gevangenisstraf van 11 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten, waaronder het medeplegen van een gewapende overval en poging tot afpersing, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, samen met een mededader, gewapend een woning binnendrong en daar probeerde geld af te persen van de aanwezige personen. Tijdens deze poging heeft de verdachte een schot gelost, wat leidde tot ernstige inbreuken op de privacy en veiligheid van de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de impact van dergelijke misdrijven op de slachtoffers en de samenleving, en rekende het de verdachte zwaar aan dat hij geen rekening hield met de psychische gevolgen van zijn daden.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, F. van Lanschot Bankiers N.V., tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van Euro 219.926,48. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk was, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kon aanbrengen. De rechtbank heeft de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte gelast, en verklaarde niet bewezen wat de verdachte verder was ten laste gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-754001/01
's-Gravenhage, 18 juni 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres] (GBA-adres), [adres] (verblijfadres),
thans gedetineerd in het penitentiaire complex Scheveningen, unit 2, huis van bewaring, te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 29 mei 2002 en 4 juni 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Visser, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Van der Bel heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, eerste en tweede cumulatief, 2 primair, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, te weten een overschrijvingsbewijs kenteken [kenteken], 3, te weten een nota van [betrokkene] BV betreffende verkoop Ford Ka [kenteken], en 4, te weten een GSM mobiele telefoon, Panasonic, zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij F. van Lanschot Bankiers N.V. tot een bedrag van fl 484.654,19 (Euro 219.926,48) en niet ontvankelijkverklaring voor het deel hoger dan voornoemd bedrag.
Verweer afwijzing aanpassing omschrijving tenlastelegging.
Bij pleidooi heeft de raadsman van verdachte verweer gevoerd tegen de vordering wijziging telastlegging ex artikel 314a van het wetboek van Strafvordering, inhoudende dat de vordering aanpassing omschrijving telastlegging ten aanzien van het onder 1, eerste cumulatief, moet worden afgewezen nu er geen verband is tussen dit feit en de op het bevel gevangenhouding omschreven gedragingen.
De rechtbank overweegt dat een dergelijk verweer eigenlijk niet eerst bij pleidooi kan worden gevoerd. Nu de raadsman bij aanvang van het onderzoek ter terechtzitting dit punt niet andermaal aan de orde heeft gesteld, is de rechtbank ervan uitgegaan - en heeft dat ook kunnen doen - dat met onderlinge overeenstemming het eerder ter terechtzitting besprokene en besliste als herhaald mocht worden beschouwd. De rechtbank heeft ambtshalve geen aanleiding gezien anders te beslissen dan op eerdere terechtzittingen door de rechtbank is gedaan.
De rechtbank heeft ter zake (impliciet) als volgt overwogen. Een redelijke uitleg van artikel 314a Sv brengt, gelet op de strekking van deze bepaling, mee dat de daarin voorziene wijziging van een voorlopige telastlegging slechts dan niet kan worden toegelaten indien de wijziging ertoe zou leiden dat elk verband tussen de gedragingen welke in het bevel gevangenhouding zijn omschreven en die welke in de gewijzigde telastlegging zijn omschreven, ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat deze situatie zich hier niet voordoet. De in het bevel gevangenhouding omschreven wederrechtelijke vrijheidsberoving van W. Moleveld houdt rechtstreeks verband met het thans onder 1, eerste cumulatief omschrevene, nu uit de stukken blijkt dat deze vrijheidsberoving een reactie zou zijn geweest op het niet voltooien van het drugsdelict. Aldus zijn beide feiten terug te brengen op een feitelijk gebeuren en kan de vordering wijziging telastlegging ook op dit punt worden toegewezen. De rechtbank wijst de vordering dan ook integraal toe.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na aanpassing van de telastlegging ter terechtzitting ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A en van de vordering aanpassing omschrijving telastlegging, gemerkt A1.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank overweegt dat het verdachte onder 1, tweede cumulatief telastgelegde feit naar Nederlands recht een misdrijf betreft en dat op de telastgelegde gedragingen ook in België straf is gesteld (Hoofdstuk IV Belgisch Strafwetboek) zodat de officier van justitie ook in zijn vervolging voor wat betreft dat deel van de handelingen die in België zouden hebben plaatsgevonden kan worden ontvangen.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, eerste en tweede cumulatief, 2 primair, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt voorts met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf als volgt.
Verdachte is, samen met zijn mededader, gemaskerd en in het bezit van een vuurwapen
's nachts een woning binnengedrongen en heeft daar getracht de aanwezige personen geld af te persen. Verdachte heeft hierbij een schot gelost. Het is slechts aan het feit dat de slachtoffers zich verzetten, en derhalve niet aan verdachte, te danken dat de afpersing niet is voltooid. Het recht op privacy van de slachtoffers is hiermee ernstig geschonden en daarmee is ook op het gevoel van veiligheid, dat van de eigen woning uit moet gaan, een zeer ernstige inbreuk gemaakt.
Dit soort feiten, gepleegd in de huiselijke omgeving van de slachtoffers, veroorzaakt angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers en levert ook in de rest van de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid op.
Verdachte heeft voorts deelgenomen aan een gewapende overval op een bank waarbij zeer veel geld is buitgemaakt en waar één van zijn mededaders als stagiair werkzaam was, en aan een straatroof op een geldloper. Verdachte heeft bij die bankoverval bankmedewerkers met een vuurwapen bedreigd.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij is voorbijgegaan aan de psychische gevolgen die dergelijke ernstige feiten voor de betrokkenen kunnen hebben en dat hij slechts oog heeft gehad voor eigen financieel gewin.
Tot slot heeft verdachte een ander getracht over te halen om cocaïne van Brazilië naar Nederland te vervoeren en haar daartoe een vliegticket en geld verstrekt. Toen deze persoon, na aanvankelijke instemming, weigerde dit te doen, heeft hij haar samen met anderen in een auto naar België ontvoerd en daar in een kamer enige dagen vastgehouden. Dit laatste betreft wederom een uiterst gewelddadig feit, dit maal gepleegd tegen een vrouw die verdachte - nota bene - al gedurende langere tijd persoonlijk kende. Handelingen die tot doel hebben cocaïne in Nederland in te voeren dienen streng te worden bestraft. Cocaïne is een stof waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Verdachte is ook daar aan voorbijgegaan en heeft - wederom - slechts oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Verdachte is, blijkens een op zijn naam staand Uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 28 mei 2002, reeds eerder wegens ernstige geweldsmisdrijven tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande, alsmede de nog betrekkelijk jeugdige leeftijd van verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, 3 en 4.
De vordering van de benadeelde partij.
F. van Lanschot Bankiers N.V., ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr Zandt, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot fl 501.790,19 (Euro 227.702,46).
De vordering is ten aanzien van het buitgemaakte bedrag en cheques, een bedrag van fl 484.654,19 (Euro 219.926,48) eenvoudig van aard, door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden en de mondelinge toelichting ter terechtzitting d.d. 29 mei 2002 gestaafd en vindt - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - rechtstreeks haar grondslag in het bij dagvaarding onder 4 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. In zoverre acht de rechtbank de vordering van de benadeelde dan ook ontvankelijk en zal zij deze toewijzen tot voormeld bedrag.
De rechtbank zal, nu zij zowel verdachte als elk van zijn mededaders voor dit deel van de schade hoofdelijk aansprakelijk acht, hierbij bepalen dat verdachte van zijn betalingsverplichting zal zijn bevrijd indien en voorzover de vordering tot schadevergoeding door zijn mededader(s) zal zijn voldaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het overige niet ontvankelijk in haar vordering verklaren, nu dit deel niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 45, 47, 57, 63, 282, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 10a van de Opiumwet.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, eerste en tweede cumulatief, 2 primair, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1, eerste cumulatief:
EEN FEIT, BEDOELD IN HET VIERDE LID VAN ARTIKEL 10 VAN DE OPIUMWET VOORBEREIDEN en BEVORDEREN, DOOR EEN ANDER TRACHTEN TE BEWEGEN OM DAT FEIT TE PLEGEN
Ten aanzien van feit 1, tweede cumulatief:
MEDEPLEGEN VAN IEMAND OPZETTELIJK WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN;
Ten aanzien van feit 2 primair:
POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
Ten aanzien van feit 3:
DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT GEPLEEGD WORDT DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
Ten aanzien van feit 4:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN EN OM, BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF EN ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN EN HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT GEPLEEGD WORDT DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 11 september 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 14 september 2001;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2, te weten een overschrijvingsbewijs kenteken [kenteken], 3, te weten een nota van [betrokkene] BV betreffende verkoop Ford Ka
[kenteken], en 4, te weten een GSM mobiele telefoon, Panasonic;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch, Hooge Steenweg 29-31, toe tot een bedrag van Euro 219.926,48 en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te 's-Hertogenbosch, Hooge Steenweg 29-31, een bedrag van Euro 219.926,48, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
met bepaling dat indien en voorzover verdachtes medeverdachte(n) [medeverdachte1] en/of [medeverdachte2] voormeld bedrag zal/zullen hebben betaald, verdachte door die betaling zal zijn bevrijd;
bepaalt dat voornoemde benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Engelen, voorzitter,
Van Delden en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van Rietbroek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 juni 2002.