ECLI:NL:RBSGR:2002:AE4500

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/26851
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.J.M. Schröder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de geloofwaardigheid van asielrelaas van Russische vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage zich gebogen over de aanvraag van eiser, een Russische vreemdeling, voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 5 april 2002, maar deze werd op 9 april 2002 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak op 19 april 2002 behandeld.

De rechtbank heeft zich in haar overwegingen gericht op de vraag of eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Eiser heeft een gedetailleerd asielrelaas gepresenteerd, waarin hij zijn ervaringen in Rusland uiteenzet, waaronder bedreigingen en mishandelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiser gegeven verklaringen over zijn ontsnappingen uit de psychiatrische kliniek en de garage mogelijk en afdoende zijn, in tegenstelling tot de opvatting van verweerder die de geloofwaardigheid van deze verklaringen in twijfel trok.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft de beschikking van de Staatssecretaris vernietigd en bepaald dat verweerder opnieuw op de aanvraag moet beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 644,--. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan verweerder is om de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eiser te onderbouwen met verifieerbare feiten, in plaats van te wijzen op het ontbreken van sluitende verklaringen van eiser zelf.

De uitspraak is openbaar gedaan op 8 mei 2002, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
sector vreemdelingenrecht
regnr.: Awb 02/26851
UITSPRAAK
inzake: A,
geboren op [...] 1973,
Burger van Rusland,
IND dossiernummer 0204.05.8049,
gemachtigde: mr. A. Portier, jurist bij de Stichting Rechtsbijstand Asiel Noordoost-Nederland te Arnhem,
eiser;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
vertegenwoordigd door mr. C.R. Vink,
ambtenaar ten departemente, verweerder.
1 Procesverloop
1.1 Op 5 april 2002 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij beschikking van 9 april 2002 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd.
1.2 Bij brief van 9 april 2002 is beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het beroep is ter zitting van vrijdag 19 april 2002 behandeld. Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 Toetsingskader
2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. Aangezien verweerder de aanvraag heeft afgewezen in het aanmeldcentrum, dient in dat kader tevens beoordeeld te worden of de aanvraag op zorgvuldige wijze binnen 48 uur kon worden afgedaan.
3 Standpunten
3.1 Het asielrelaas van eiser komt op het volgende neer.
Eiser is afkomstig uit de Russische Federatie. In 1993 kwam eiser in contact met de heer Rotskoi. Eiser mocht als militaire journalist aanwezig zijn bij een interview dat Rotskoi gaf. Dit was in de militaire gevangenis, alwaar Rotskoi toen gevangen zat.
Rotskoi begon in 1996 met zijn verkiezingsprogramma en heeft eiser gevraagd om daar aan deel te nemen. Eiser was werkzaam als een soort secretaris van Rotskoi en heeft in de krant een artikel geschreven over zijn verkiezingscampagne.
In 1998 wilde Rotskoi af van mensen uit zijn kring die teveel over hem wisten. Daarnaast was eisers moeder ziek. Eiser vond het een goed moment om uit de fractie van de 'partij' van Rotskoi te stappen.
Op 12 augustus 2000 is de onderzeeër Koersk ten onder gegaan. Op 2 september 2000 verscheen een kritisch artikel in het oppositieblad 'Swabodnoya Rosiy', waarin eiser zijn mening heeft weergegeven over het ongeluk en de rol van de machthebbers hierin van Poetin en Rotskoi. Zo schreef eiser over het directe verband tussen Poetin en Rotskoi. De bemanning van de Koersk is in de steek gelaten om niet de wapens die aan boord waren van de Koersk naar boven te doen komen. Naar aanleiding hiervan zijn eisers problemen begonnen. Zo is zijn vader op 3 of 4 september 2000 verdwenen. Daarnaast is eisers moeder ziek geworden en werd voor de behandeling van zijn moeder een belachelijk hoog bedrag gevraagd. In de nacht van 14 of 15 september 2000 overleed eisers moeder in het ziekenhuis. Op 17 september 2000 is eiser naar het ziekenhuis gegaan en heeft eiser met een arts gesproken. Eiser vertelde hem over de verdwijning van zijn vader en de dood van zijn moeder en dat zijn artikelen daarvan de oorzaak zijn geweest. Op advies van de arts is eiser met dit verhaal de volgende dag naar de politie gegaan. Eiser heeft voorts de politie medegedeeld dat hij een klacht bij een internationale organisatie zou indienen tegen de autoriteiten. Eiser heeft kalmerende middelen gekregen en moest buiten wachten. Vervolgens werd eiser door twee mannen naar een ambulance gebracht. Toen hij bijkwam lag eiser in een kamer en had hij patiëntenkleding aan. Eiser heeft daar tot januari 2002 verbleven. Gedurende zijn verblijf had hij geen contact met de buitenwereld. Eiser zag geen andere patiënten. Eiser kreeg medicijnen en lag aan het infuus. Op een gegeven moment werd eiser door twee mannen opgehaald en in een ambulance weggebracht. Toen de ambulance stopte heeft eiser weten te ontsnappen. Eiser is naar zijn huis gegaan, maar dit was verbrand. Hierop is eiser naar de vriend van zijn zus gegaan die hem vertelde dat zij in het klooster zat. De vriend van zijn zus vertelde hem dat er een jaar geleden twee mannen bij haar aan de deur waren geweest die haar vertelden dat de mannen informatie over eiser zouden hebben. De twee mannen hadden zijn zus verkracht, het huis verbrand en haar meegenomen. Eiser is vervolgens naar het klooster gegaan en daar werd hem medegedeeld dat zijn zus zelfmoord had gepleegd.
Eind januari 2002 is eiser naar het vakantiehuis van Rotskoi gegaan om wraak te nemen. Rotskoi was inmiddels hoofd van de politie geworden van Koersk. Toen eiser bij het vakantiehuis aankwam werd hij door bewakers aangehouden. Eiser vroeg of hij met Rotskoi kon spreken, maar dit verzoek werd niet ingewilligd. Eiser werd mishandeld en met een auto naar een soort garage gebracht. Daar werd eiser weer mishandeld en moest hij dwangarbeid verrichten. Op een gegeven moment heeft eiser wederom weten te ontsnappen en is met behulp van een chauffeur naar Nederland gevlucht.
3.2 In het voornemen overweegt verweerder onder meer dat het niet geloofwaardig is dat eiser de naam van het ziekenhuis en de verplegers niet weet. Ook is het ongeloofwaardig dat eiser niet weet waar het ziekenhuis gelegen is. Ook eisers vlucht uit de ambulance is niet geloofwaardig. Immers, niet valt in te zien dat eiser fysiek in staat zou zijn om de mensen van de ambulance te overmeesteren en daarna rennend te vluchten nu eiser twee jaar heeft opgesloten gezeten in een kamer en daarbij is gedrogeerd.
Onder de door eiser geschetste verblijfsomstandigheden in de garage, zijn ook de verklaringen van eiser omtrent de vlucht hieruit niet aannemelijk. Niet valt in te zien dat eiser fysiek in staat zou zijn om een bewaker te overmeesteren en daarna twee kilometer blootsvoets te lopen.
Verweerder heeft de aanvraag in de bestreden beschikking afgewezen. Eiser heeft verklaard dat hij gedurende een jaar en drie maanden is opgenomen geweest in een ziekenhuis terwijl hij de naam van het ziekenhuis, de naam van de verplegers, noch de naam van zijn behandeld arts kan noemen. Tevens weet eiser niet waarom hij daar verbleef en op welke wijze hij werd behandeld. De verklaringen van eiser hiervoor dat hij tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis niet met het verplegend personeel heeft gesproken wordt als onwaarschijnlijk en niet geloofwaardig van de hand gedaan. Tevens wekt het bevreemding dat eiser geen andere patiënten heeft gezien gedurende zijn verblijf in de naar zijn verklaring psychische inrichting.
Verweerder blijft het, gelet op de fysieke gesteldheid van eiser, niet geloofwaardig dat hij tijdens zijn gestelde vlucht uit de ambulance waarmee hij werd vervoerd, twee personen heeft weten uit te schakelen. Het feit dat hij jarenlang vechtsporten heeft beoefend en dientengevolge in een goede conditie verkeerde, doet hier niet af. Voorts is niet aannemelijk dat eiser het personeel van een dergelijke kliniek, dat is opgeleid en getraind in het verzorgen en begeleiden van gewelddadige patiënten op een dergelijke eenvoudige wijze heeft kunnen overmeesteren. Ook niet geloofwaardig is dat eiser in staat is om weg te kunnen rennen, terwijl hij volgens zijn eigen verklaring sloffen droeg en er sneeuw lag.
Aan de ontsnapping uit de garage wordt eveneens sterk getwijfeld nu eiser twee maanden ernstig is mishandeld en dwangarbeid heeft moeten verrichten. Tevens heeft eiser verklaard dat hij zich slecht en ziek voelde. Niet geloofwaardig is daarom dat eiser fysiek in staat was een bewaker en een persoon in burger te overmeesteren en vervolgens, zonder schoenen, twee kilometer te rennen. Van belang is hierbij dat eiser gedurende de mishandelingen op zijn benen is geslagen. Dat eiser over zijn hele lichaam littekens heeft maakt het bovenstaande niet minder geloofwaardig.
Ter zitting heeft verweerder ter verdere onderbouwing van de ongeloofwaardigheid van de eerste ontsnapping opgemerkt dat het toch waarschijnlijk is te achten dat eiser juist bij vervoer zal worden gedrogeerd. Met betrekking tot de tweede ontsnapping merkt verweerder nog op dat het aannemelijk is dat bij de personen die eiser in de garage bewaakten, bekend zal zijn geweest dat eiser vechtsporten beoefend heeft.
3.3 Eiser stelt zich op het standpunt dat het algemeen bekend is dat het geregeld voorkomt dat politieke tegenstanders in voormalige Oostbloklanden, en met name in de Russische Federatie, in psychiatrische klinieken worden gedumpt. Eiser verdient het voordeel van de twijfel nu hij in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat hij vervolgd werd en zal worden. Eiser heeft de ongeloofwaardigheid van de gestelde ontsnappingen uitgebreid en gemotiveerd weerlegd. Zo heeft hij verklaard dat hij jarenlang leraar vechtsporten was. Met betrekking tot de eerste ontsnapping heeft eiser gesteld dat hij het vermoeden had niet eerder meer gedrogeerd te worden omdat hij zich beter voelde en dat hij uit de ambulance heeft weten te ontsnappen door onverwachts de deur open te trappen, waardoor een van de mannen knock-out ging. Met betrekking tot de martelingen in de garage heeft eiser ter zitting opgemerkt niet te zijn geslagen op zijn benen maar in zijn liezen terwijl chloor op de vloer de nagels van zijn voeten heeft aangetast. De tolk van eiser heeft ter zitting verklaard dat er in het Russisch één woord bestaat dat zowel benen als voeten betekent.
Eiser is van mening dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door in de beschikking nieuwe argumenten te betrekken ter weerlegging van de geloofwaardigheid, waaronder de omstandigheid dat eiser geen andere patiënten heeft gezien in de kliniek, die in het voornemen niet waren gebruikt.
4 Overwegingen
4.1 Allereerst ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld op welke wijze zij, gelet op de jurisprudentie van de Raad van State met betrekking tot artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (zie bijv. RvS 28 december 2001, JV02-73), de vraag dient te toetsten of de vreemdeling voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd geantwoord hierover geen eigen opvatting te hebben en zich te refereren aan het antwoord van de rechtbank.
Uit het Vluchtelingenverdrag, en in het verlengde daarvan de Vreemdelingenwet 2000, is niet af te leiden dat het begrip vluchteling beleid- of beoordelingsvrijheid laat aan het bestuursorgaan dat vluchtelingschap dient vast te stellen. Gelet op het declaratoire karakter van het vluchtelingschap, zoals ook door de Raad van State is erkend (zie RvS 17 december 1992, RV 100, 18) is naar het oordeel van de rechtbank een volle toetsing op zijn plaats. Uit de wijze waarop de Europese commissie en het Europese Hof voor de rechten van de Mens een gestelde schending van artikel 3 van het (Europese) Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) beoordelen, leidt de rechtbank af dat zij ook in dit kader een aan haar ter beoordeling voorgelegde schending ten volle heeft te toetsen (Commissie Hatami/ Zweden, JV 1998, 176 ro. 104 en 106, Hof Hilal/ Verenigd Koninkrijk ro. 63 en 64).
Daarom gaat de rechtbank er vanuit dat de Afdeling met de hierboven genoemde jurisprudentie tot uitdrukking heeft willen brengen dat zij als beroepsinstantie kennelijk de uitspraak van de lagere rechtbank in hoger beroep niet ten volle toetst maar zich daarbij beperkt tot een oordeel over de bestuurlijke houdbaarheid ervan.
4.2 Niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Rusland zodanig is dat uitsluitend in verband daarmee aan een vreemdeling uit dat land een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, b, of c, Vw 2000 dient te worden verleend. Eiser zal daarom aannemelijk moeten maken dat met betrekking tot hem persoonlijke feiten en omstandigheden bestaan op grond waarvan een dergelijke verblijfsvergunning dient te worden verleend.
4.3 Op grond van artikel 1 (A) Vluchtelingenverdrag worden vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling beschouwd.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas ongeloofwaardig is.
Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank een uitgebreid en gedetailleerd asielrelaas gegeven. Naar aanleiding van het nader gehoor heeft verweerder eiser aanvullend gehoord waarbij eiser veel, voor verweerder verifieerbare feiten heeft verschaft. De rechtbank is niet gebleken van enige tegenstrijdigheid tussen de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor en de verklaringen die eiser tijdens het aanvullend gehoor heeft afgelegd.
Anders dan verweerder, is de rechtbank van oordeel dat de door eiser gegeven verklaringen voor de gestelde ontsnappingen mogelijk en afdoende zijn. Verweerder werpt vervolgens in het bestreden besluit en in het verweerschrift eiser nieuwe hypothetische situaties tegen die volgens verweerder tot de conclusie leiden dat de gestelde ontsnappingen niet hebben kunnen plaatsvinden. Zo stelt verweerder in het bestreden besluit bijvoorbeeld dat het een vaststaand feit moge zijn dat het personeel van een psychiatrische kliniek opgeleid en getraind is in het verzorgen en begeleiden van gewelddadige patiënten zodat het niet aannemelijk is dat eiser het personeel van een dergelijke kliniek heeft kunnen overmeesteren. Het ontbreken van sluitende verklaringen van eiser voor onder andere dit optreden van zijn vervolgers is, zo leidt de rechtbank uit de bestreden beschikking af, kennelijk voor verweerder doorslaggevend voor de ongeloofwaardigheid. Van eiser kan echter naar het oordeel van de rechtbank niet worden verlangd dat hij sluitende verklaringen geeft voor de wijze van optreden van zijn vervolgers, zoals in het bovengenoemde voorbeeld de vraag waarom eiser niet door voldoende getraind personeel op transport werd begeleid. Eiser zal zijn eigen handelen nader moeten kunnen verklaren maar hoeft niet het optreden van zijn vervolgers te verklaren of nader te motiveren. Als verweerder de wijze waarop de autoriteiten eiser hebben behandeld ongeloofwaardig acht, dient hij dit te onderbouwen niet door te wijzen op het ontbreken van verklaringen van eiser hiervoor maar bijvoorbeeld met behulp van ambtsberichten over het gangbare optreden van de autoriteiten in het land van herkomst.
Tenslotte neemt de rechtbank in aanmerking dat door eiser allerlei feiten zijn aangevoerd die ten behoeve van de besluitvorming in de AC-procedure niet zijn geverifieerd, terwijl deze feiten voor verweerder wel eenvoudig te verifiëren waren, zoals is gebleken uit het door verweerder gestelde ter zitting. Gelet op de, naar het oordeel van de rechtbank, te beperkte wijze waarop verweerder de ongeloofwaardigheid heeft gemotiveerd, had het op de weg van verweerder gelegen een oordeel over deze feiten bij zijn besluitvorming te betrekken.
4.5 Het bestreden besluit is genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:46, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.6 Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond.
4.7 Nu eiser in het gelijk wordt gesteld, bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten.
5 BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking van 9 april 2002;
- bepaalt dat verweerder opnieuw op de aanvraag zal beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de eiser dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. H.F.J.M. Schröder en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Y. Adams als griffier op 8 mei 2002.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.
Afschrift verzonden:
8 mei 2002.