ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6083

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/037144-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Kalk
  • Dop
  • Wattèl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld gepleegd door meerdere personen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 31 juli 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd in vereniging. De officier van justitie, mr. Schuijer, eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, een diefstal heeft gepleegd in een winkel. Tijdens de vlucht heeft de verdachte zich losgerukt van de eigenaar van de winkel en is hij met hoge snelheid weggereden, waarbij hij bijna een politieagente en twee oudere dames op de stoep heeft aangereden. De rechtbank rekent dit roekeloze rijgedrag zwaar aan. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vermogensdelicten en liep in een proeftijd voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van medische rapporten die wijzen op ernstige psychische problemen van de verdachte, maar concludeert dat hij volledig toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste van € 4115, toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de verdachte dit bedrag aan de benadeelde partij moet betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/037144-02
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 31 juli 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Italië),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans preventief gehecht in het Penitentiair Complex Scheveningen, Huis van Bewaring (Unit 1) te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 juli 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr G.W.B. Meijer, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Schuijer heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 4115,= subsidiair 45 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal uit een winkel. Aansluitend op deze diefstal heeft verdachte zich losgerukt van de eigenaar van de winkel, die hem tegen wilde houden, en is verdachte met zijn familie in een door hem bestuurde auto gevlucht. Dat zich tijdens de dodemansrit die hierop volgde geen ernstige ongelukken hebben voorgedaan en er niemand gewond is geraakt is niet aan verdachte te danken. Verdachte is, na een bus en een politieauto te hebben ontweken, met hoge snelheid afgereden op een politieagente en twee oudere dames die op de stoep bij de bushalte stonden en die zich ternauwernood in veiligheid hebben kunnen brengen. De rechtbank rekent vooral ook dit roekeloze rijgedrag verdachte ernstig aan.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het Documentatieregister d.d. 8 april 2002, is hij reeds eerder voor vermogensdelicten, mishandeling en bedreiging veroordeeld en liep hij in een proeftijd voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een brief d.d. 13 mei 2002 van de huisarts van verdachte, dr. M.M.H.M. van Hemert, waarin deze verklaart dat verdachte ernstige psychische problemen heeft, last heeft van een milde psychose, af en toe stemmen hoort, last heeft van een depressie en dat er soms suïcidegevaar dreigt. Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van het pro justitia rapport van dr. B.A. Blansjaar d.d. 19 juni 2002, waarin deze concludeert dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is voor het telastgelegde. De rechtbank neemt deze laatste conclusie over en maakt deze tot de hare.
Gezien al het hiervoor vermelde is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
De vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4115,=.
Deze vordering, is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 4115,=,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 24c, 36f, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGWERK AAN ZICHZELF EN AAN ZIJN MEDEDADERS DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 06 april 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 09 april 2002,
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], wonende te [woonplaats], een bedrag van € 4115,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 4115,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Kalk, voorzitter,
Dop en Wattèl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 juli 2002.