ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6182
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Th.C.M. Hendriks-Jansen
- Rechtspraak.nl
Beroep niet tijdig beslissen en onredelijk laat indienen beroepschrift in vreemdelingenzaak
In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingediend tegen het uitblijven van een besluit op een bezwaarschrift. Eiser, een Srilankaanse nationaliteit, had op 3 februari 1998 een verzoek om toelating ingediend, dat op 1 april 1998 door de Staatssecretaris van Justitie werd afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit op 7 mei 1998. Echter, het beroep tegen het niet tijdig beslissen op dit bezwaar werd pas op 13 juni 2001 ingediend, meer dan 34 maanden na het verstrijken van de beslistermijn van 24 maanden die door verweerder was aangegeven.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het onredelijk laat is ingediend. De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat, hoewel de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet expliciet bepaalt wanneer een beroepschrift als onredelijk laat moet worden aangemerkt, zij aansluiting heeft gezocht bij eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De rechtbank concludeert dat een beroepschrift dat meer dan 25 maanden na het verstrijken van de beslistermijn wordt ingediend, als onredelijk laat moet worden beschouwd, zeker in het licht van het feit dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die deze lange termijn rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de uitspraak op 10 januari 2002 gedaan en heeft daarbij geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Tegen deze uitspraak staat het rechtsmiddel verzet open, waarbij eiser binnen zes weken na de verzending van het afschrift van de uitspraak een verzetschrift kan indienen.