ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6291
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. Weenink
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Russische eiseressen en de beoordeling van hun asielrelaas in het licht van corruptie en bescherming door de overheid
In deze zaak hebben twee Russische eiseressen, A en B, een asielaanvraag ingediend in Nederland. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 21 maart 2002 uitspraak gedaan in hun beroep tegen de afwijzing van hun aanvragen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). De eiseressen, halfzussen, hebben een gedetailleerd asielrelaas gepresenteerd dat onder andere bedreigingen en geweld door lokale autoriteiten en criminelen in Rusland beschrijft. De rechtbank overweegt dat het van algemene bekendheid is dat er in de Russische Federatie sprake is van corruptie, wat de context van het asielrelaas van de eiseressen versterkt. Ondanks het ontbreken van voldoende documenten ter identificatie, acht de rechtbank het asielrelaas aannemelijk en concludeert dat de eiseressen niet zonder meer kunnen worden uitgezet zonder dat dit een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) met zich meebrengt.
De rechtbank vernietigt de eerdere beschikkingen van de IND en bepaalt dat de IND opnieuw op de aanvragen van de eiseressen moet beslissen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank wijst erop dat de bescherming van de autoriteiten in Rusland niet adequaat is gebleken en dat de eiseressen niet zonder gevaar in hun land van herkomst kunnen terugkeren. De rechtbank veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de eiseressen, die op € 966,-- worden vastgesteld. De uitspraak biedt een belangrijke overweging voor toekomstige asielzaken waarbij de veiligheid en bescherming van asielzoekers in hun land van herkomst ter discussie staan.