ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6333
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J. Agema
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling zonder identificatieplicht
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 19 juni 2002 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, eiser A, geboren in 1979 en van onbekende nationaliteit. Eiser was op 7 juni 2002 staande gehouden door verbalisanten die een verwarde indruk van hem kregen en op basis van zijn uiterlijk en het feit dat hij hen niet verstond, het vermoeden hadden dat hij vreemdeling was. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om een redelijk vermoeden van illegaal verblijf aan te nemen. De rechtbank stelde vast dat de verbalisanten niet bevoegd waren om eiser staande te houden, aangezien hij in de gegeven omstandigheden geen identificatieplicht had. Dit leidde tot de conclusie dat de daaropvolgende inbewaringstelling onrechtmatig was.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de bewaring met ingang van de uitspraak. Tevens werd verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve maatstaven bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een staandehouding en de noodzaak van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf voordat een vreemdeling kan worden vastgehouden.
De beslissing van de rechtbank kan door partijen binnen een week na verzending worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met inachtneming van de vereisten voor het indienen van een beroepschrift.