ECLI:NL:RBSGR:2002:AE6827

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
HA/RK 02-89
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. von Maltzahn
  • A. van Paridon
  • J. Aarts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoekster, gevestigd te Lisse, een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter te Leiden. Dit verzoek volgde op een civiele procedure waarin verzoekster door een vennootschap naar Duits recht was gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter. De zaak betrof de betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter had op 2 januari 2002 een tussenvonnis gewezen waarin verzoekster werd toegelaten om bewijs te leveren van een mondelinge overeenkomst die zou inhouden dat de incassokosten en rente niet op haar verhaald zouden worden.

Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 23 januari 2002, heeft de gemachtigde van verzoekster, [verzoeker], het verzoek toegelicht. De vennootschap [eiser hoofdzaak] heeft zich niet ter zitting laten vertegenwoordigen en refereerde zich aan het oordeel van de wrakingskamer. Verzoekster stelde dat de kantonrechter partijdig had gehandeld door haar een bewijsopdracht te geven zonder haar argumenten in overweging te nemen. Verzoekster beroept zich op een mondelinge overeenkomst die haar zou vrijwaren van betaling van de kosten.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de vrees van verzoekster voor partijdigheid van de kantonrechter niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter om een bewijsopdracht te geven niet duidde op partijdigheid, maar op de toepassing van rechtsregels. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beschikking is op 30 januari 2002 gegeven door de rechters M. von Maltzahn, A. van Paridon en J. Aarts, in tegenwoordigheid van griffier mr. Gest.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
Meervoudige wrakingskamer
Wraking/01/2002
requestnummer: HA/RK 02-89
datum beschikking: 30 januari 2002
BESCHIKKING
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 30 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoeker]
-hierna te noemen verzoekster-,
gevestigd te 2161 AE Lisse, Heereweg 93 A,
gemachtigde[verzoeker], directeur;
tegen
[kantonrechter],
kantonrechter te Leiden.
1. Voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1 Op 6 september 2001 is verzoekster door [eiser hoofdzaak] (vennootschap naar Duits recht) gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Kantonrechter te Leiden d.d. 10 oktober 2001 teneinde te worden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
Nadat conclusies van antwoord, repliek en dupliek zijn gewisseld, heeft [kantonrechter] voormeld op 2 januari 2002 een tussenvonnis gewezen waarin verzoekster is toegelaten om - speciaal door getuigen - te bewijzen dat zij een afspraak met [betrokkene] van [eiser hoofdzaak] heeft gemaakt, inhoudende dat voormelde incassokosten en rente niet op haar verhaald zouden worden.
1.2 Op 8 januari 2002 heeft [verzoeker] voormeld namens verzoekster een verzoek tot wraking van [kantonrechter] ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 23 januari 2002 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens verzoekster is [verzoeker] verschenen, die het wrakingsverzoek heeft toegelicht.
Bij schrijven van 18 januari 2002 is door de gemachtigde van de vennootschap [eiser hoofdzaak], mr. K.M. Brontsema, meegedeeld dat er niemand namens de vennootschap ter zitting zal verschijnen en dat de vennootschap zich voor wat betreft het wrakingsverzoek refereert aan het oordeel van de wrakingskamer.
[kantonrechter] is niet ter zitting verschenen.
3. Het standpunt van verzoekster
Namens verzoekster stelt [verzoeker] dat [kantonrechter] partijdig heeft gehandeld door aan verzoekster een bewijsopdracht te geven zonder daarbij de argumenten van verzoekster in overweging te hebben genomen. Die argumenten luiden als volgt.
Verzoekster heeft weliswaar erkend de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente verschuldigd te zijn, maar zij beroept zich op een mondelinge overeenkomst waarbij is afgesproken dat zij die kosten niet hoeft te betalen.
Uit de loop van de gebeurtenissen die zich tijdens het geschil tussen verzoekster en [eiser hoofdzaak] hebben voorgedaan, en zoals die in de dagvaardings-procedure naar voren zijn gekomen, kan het bewijs voor verzoeksters stelling dat er van een dergelijke overeenkomst sprake is geweest reeds worden afgeleid. [eiser hoofdzaak] had immers nieuwe orders van verzoekster geaccepteerd en ook de leveringen aan verzoekster hervat, hetgeen in het bedrijfsleven zeer ongebruikelijk is, indien er nog betalingen van de afnemer open zouden staan.
4. Het standpunt van [kantonrechter]
[kantonrechter] heeft de wrakingskamer bij een schrijven van de griffier, mr. N.S.M. Heuwer, d.d. 15 januari 2002, alsmede bij zijn e-mail bericht van 18 januari 2002, meegedeeld dat hij niet in de wraking berust. Zijns inziens is verzoekster het niet eens met een rechtsbeslissing en is het wrakingsverzoek inhoudelijk een intern hoger beroep. De bewijsopdracht is niet ingegeven door partijdigheid, maar door toepassing van rechtsregels. Iedere rechterlijke beslissing waarbij het ene standpunt wordt gehonoreerd en het standpunt van de wederpartij worden verworpen, impliceert een keuze ten gunste van één partij, maar dat is nog geen blijk van partijdigheid waartegen wraking bescherming beoogt te bieden.
5. Beoordeling
5.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonder-lijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2 Namens verzoekster is gesteld dat een bewijsopdracht is gegeven zonder dat daarbij haar argumenten in overweging zijn genomen. Het enkele feit dat - naar het oordeel van verzoekster - in het tussenvonnis van 2 januari 2002 aan haar argumenten geen dan wel onvoldoende aandacht is geschonken, kan niet leiden tot het oordeel dat er sprake is van rechterlijke vooringenomenheid. Het middel van wraking kan niet worden benut om alsnog motiveringsgebreken aan de orde te stellen.
5.3 De rechtbank verstaat het wrakingsverzoek voorts aldus dat verzoekster zich niet kan vinden in de beslissing van [kantonrechter] om aan haar een bewijsopdracht te geven. De wijze waarop toepassing wordt gegeven aan regels van procesrecht vormt echter in beginsel geen grond voor wraking, ook als daartegen geen hoger beroep open staat.
Bovendien valt uit de bedoelde beslissing van [kantonrechter] naar het oordeel van de rechtbank niet af te leiden dat de kennelijk bij verzoekster bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is en dat bij de betrokken rechter geen sprake meer is van rechterlijke onpartijdigheid.
5.4 Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
6. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 32, derde lid, van het Wetboek van Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
- [verzoeker];
- [eiser hoofdzaak] p/a haar gemachtigde mr. K.M. Brontsema;
- [kantonrechter], kantonrechter te Leiden.
Deze beschikking is op 30 januari 2002 gegeven door mrs. Von Maltzahn, Van Paridon en Aarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Gest als griffier.
Wrakingnr. 1/2002
inzake [verzoeker]