ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7068

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 01/62144 MVV
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • J.M. Sassenburg
  • S.M.P. Mulder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor echtgenote op basis van gezinsvormingbeleid

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 21 juni 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de echtgenoot van eiseres. Eiseres, geboren in 1984 en van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend met als doel verblijf bij haar echtgenoot in Nederland. De korpschef had echter de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot niet voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 70, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank overwoog dat de echtgenoot, die als bijzonder gemachtigde optrad, erop mocht vertrouwen dat hij in beroep kon worden ontvangen, ondanks de aanvankelijke bezwaren van verweerder. De rechtbank concludeerde dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit niet de vereiste achttienjarige leeftijd had bereikt, wat een voorwaarde was voor het gezinsvormingbeleid. De rechtbank oordeelde dat het beleid niet onredelijk was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ontvankelijk, maar ongegrond, en bevestigde de afwijzing van de mvv-aanvraag.

Uitspraak

Rechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Proces-verbaal van de op 21 juni 2002 gedane mondelinge
Uitspraak
op grond van artikel 8:67 j° 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 01/62144 MVV
inzake: A, geboren op [...] 1984, van Marokkaanse nationaliteit, verblijvende in Al Hoceima, Marokko, eiseres,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. G.M.H. Hoogvliet, advocaat bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, advocaten en notarissen te 's-Gravenhage.
I. ZITTING
Datum: 21 juni 2002
Zitting hebben:
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter
mr. S.M.P. Mulder, griffier
Eiseres is ter zitting vertegenwoordigd door haar echtgenoot, B (B). Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Na het onderzoek ter zitting te hebben gesloten, heeft de voorzitter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De uitspraak luidt als onder III. vermeld.
II. OVERWEGINGEN
1. Op 14 november 2000 heeft B, bij de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland verzocht om een ambtshalve advies omtrent de afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van eiseres met als doel „verblijf bij echtgenoot B“. Bij besluit van 28 augustus 2001 heeft verweerder afwijzend beslist. Het hiertegen ingediende bezwaarschrift van 8 september 2001 is bij besluit van 26 oktober 2001 ongegrond verklaard.
2. Bij beroepschrift van 17 november 2001 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Op 11 februari 2002 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 10 april 2002 heeft verweerder geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
3. Het bestreden besluit is een besluit omtrent de afgifte van een visum. Dit besluit is genomen op basis van het Souverein Besluit van 12 december 1813. Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Vw 2000 wordt een dergelijk besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, gelijkgesteld met een besluit gegeven krachtens de Vw 2000. Deze rechtbank is derhalve bevoegd.
4. Een aanvraag tot het verlenen van een mvv wordt getoetst aan dezelfde criteria als een aanvraag om een vergunning tot verblijf. Blijkens artikel 13 van de Vw 2000 geldt daarbij als uitgangspunt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning slechts wordt ingewilligd indien met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang is gediend, dan wel internationale verplichtingen of klemmende redenen van humanitaire aard daartoe nopen.
5. In geschil is of verweerder de mvv-aanvraag terecht heeft afgewezen op grond van het bepaalde in hoofdstuk B2/2.6 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 of gebruik had dienen te maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid. De rechtbank zal zich, ex tunc toetsend, moeten uitlaten over deze vraag.
6. Alvorens hiertoe over te gaan, dient de rechtbank echter de vraag te beantwoorden of het beroep ontvankelijk is nu verweerder in het verweerschrift heeft aangevoerd dat B niet behoort tot één van de in artikel 70, eerste lid, van de Vw 2000 genoemde categorieën van personen die bezwaar kunnen maken. Dit zou tot gevolg hebben dat B evenmin kan worden ontvangen in zijn beroep.
7. Bij de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank vast dat er inmiddels in beroep een door eiseres ondertekende volmacht van B is overgelegd. Voorts dient naar het oordeel van de rechtbank in aanmerking te worden genomen dat het verzoek om advies omtrent de afgifte van een mvv door B is ingediend, dat verweerder het besluit in primo van 28 augustus 2001 aan B heeft toegezonden en dat vervolgens door B bezwaar is ingediend, welk bezwaar door verweerder ontvankelijk is verklaard en waarop inhoudelijk is beslist. Derhalve ging verweerder er klaarblijkelijk zelf van uit dat B optrad als bijzondere gemachtigde van eiseres. Gelet op het voorgaande, nog daargelaten het bepaalde in artikel 88 van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, mocht B er naar het oordeel van de rechtbank op vertrouwen dat hij ook in beroep als bijzondere gemachtigde mocht worden aangemerkt. Derhalve is het beroep ontvankelijk.
8. Vervolgens stelt de rechtbank met betrekking tot het geschilpunt vast dat eiseres ten tijde van het bestreden besluit niet de achttienjarige leeftijd had bereikt en daarmee niet voldeed aan de voorwaarde voor het gezinsvormingbeleid, als neergelegd in hoofdstuk B2/2.6 van de Vc 2000. De rechtbank acht dit beleid niet onredelijk. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgeweken van voornoemd beleid is in casu niet gebleken. De omstandigheid dat na voltrekking van het huwelijk op zestienjarige leeftijd van eiseres in Marokko nog tot haar achttienjarige leeftijd moet worden gewacht om hier te lande het huwelijksleven uit te oefenen, is in dit verband onvoldoende.
9. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
10. Op grond van het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
11. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en ongegrond.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. S.M.P. Mulder mr. J.M. Sassenburg
griffier voorzitter
afschrift verzonden op: 4 juli 2002
Conc.: SM
Coll.:
Bp: -
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Ingevolge artikel 69, derde lid, van de Vw 2000 bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.