ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7089

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/56640
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van den Bergh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 6 augustus 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel. De vreemdeling, geboren in 1981 en van Poolse nationaliteit, was in bewaring gesteld op 21 juli 2002. De gemachtigde van de vreemdeling heeft op 29 juli 2002 aan de rechtbank bericht dat de bewaring was opgeheven in verband met de uitzetting van de vreemdeling. De gemachtigde gaf aan geen aanknopingspunten te hebben voor een verzoek om schadevergoeding en achtte zich niet bevoegd het beroep in te trekken, omdat het een ambtshalve kennisgeving van de verweerder betrof.

De rechtbank oordeelde echter dat de gemachtigde van de vreemdeling wel degelijk het beroep kon intrekken, ondanks dat het beroep was ingeleid met een ambtshalve kennisgeving. Volgens artikel 94, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000) wordt de vreemdeling geacht beroep te hebben ingesteld na ontvangst van de kennisgeving. De rechtbank concludeerde dat de kennisgeving van de verweerder als een door of namens de vreemdeling ingediend beroepschrift moest worden beschouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de bewaring onrechtmatig was geweest en oordeelde dat het beroep derhalve niet-ontvankelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees erop dat tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel, hoger beroep openstaat. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
beroep vrijheidsontnemende maatregel
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 02/56640 VRWET
Inzake : [A], crv nummer [crv nummer], hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. H. Gailjaard, advocaat te 's-Gravenhage,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde mr. M.P. Bouma, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling is geboren op [geboortedatum] 1981 en bezit de Poolse nationaliteit.
2. Bij kennisgeving op grond van artikel 94 Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000), ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 23 juli 2002, heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vreemdeling met ingang van 21 juli 2002 de maatregel van bewaring is opgelegd. Krachtens die bepaling wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel.
3. Op 25 juli 2002 is de bewaring opgeheven en is de vreemdeling uitgezet naar Polen.
4. De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 30 juli 2002. De vreemdeling is niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. De gemachtigde van de vreemdeling heeft de rechtbank bij brief van 29 juli 2002 bericht dat zij kennis heeft genomen van het feit dat de bewaring is opgeheven in verband met de uitzetting van de vreemdeling. Zij laat weten in de stukken geen aanknopingspunten te hebben gezien om een gemotiveerd verzoek om schadevergoeding in te dienen. Zij acht zich evenwel niet bevoegd het beroep in te trekken, nu het een ambtshalve kennisgeving van verweerder betreft.
2. De rechtbank deelt dit laatste standpunt van de gemachtigde niet. Ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw2000 wordt de vreemdeling, na ontvangst van de kennisgeving bij de rechtbank, geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. De door verweerder gedane kennisgeving dient derhalve te worden aangemerkt als een door of namens de vreemdeling ingediend beroepschrift. De rechtbank ziet in het feit dat het beroep is ingeleid met een ambtshalve kennisgeving geen beletsel voor de gemachtigde om het namens de vreemdeling ingediende beroep in te trekken. Uiteraard kan een dergelijk beletsel wel zijn gelegen in de onmogelijkheid om met de vreemdeling daaromtrent nog contact te hebben gehad.
3. Gesteld noch gebleken is dat de bewaring, die inmiddels is opgeheven, op enig moment onrechtmatig is geweest.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan het beroep de grondslag is komen te ontvallen. Het beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voor zover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt één week na verzending van de uitspraak door de griffier.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag.
Voor zover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. M.J. van den Bergh en uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2002, in tegenwoordigheid van J.J. Brands, griffier.
afschrift verzonden op: