ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7260
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- J.D.R. Gorter
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling na weigering toegang tot Curaçao en identiteitseisen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 juli 2002 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, hierna eiser genoemd, die op 2 juli 2002 in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, geboren in 1983 en van (gestelde) Surinaamse nationaliteit, was op Schiphol aangekomen, maar had de toegang tot Curaçao geweigerd gekregen. Hij had gereisd op het paspoort van zijn broer, die de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank oordeelde dat eiser niet kon worden geacht buiten het grondgebied van het Rijk in Europa te hebben verbleven, waardoor de artikelen 3 en 6 van de Vreemdelingenwet 2000 niet op hem van toepassing waren.
De rechtbank overwoog dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, bij de aankomst van eiser op Schiphol niet op onjuiste gronden had aangenomen dat er gerede twijfel bestond over de identiteit en nationaliteit van eiser. Eiser had zich voorgedaan als iemand anders en het dossier toonde aan dat hij niet gelijkend was op de persoon wiens paspoort hij toonde. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanknopingspunten waren voor de beslissing van de verweerder om eiser in bewaring te stellen, gezien het feit dat eiser geen rechtmatig verblijf had en er een vermoeden bestond dat hij zich aan de uitzetting zou onttrekken.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Raad van State. De rechtbank benadrukte dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel in overeenstemming was met de wet en dat de belangen van de openbare orde de bewaring rechtvaardigden.