ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7365

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/865
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Kalbfleisch
  • A.V. van den Berg
  • C.C. Dedel-van Walbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en schadevergoeding in verband met legionellabesmetting bij Thermae 2000

In deze zaak vorderde Thermae 2000, een kuur- en wellnesscomplex, schadevergoeding van de Staat der Nederlanden wegens onrechtmatig handelen na de ontdekking van legionellabacteriën in hun hydrojet-ligbad. Op 1 april 1999 werd de besmetting geconstateerd door de Inspectie Gezondheidsbescherming, waarna het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besloot om het publiek te informeren via een persbericht. Thermae stelde dat dit persbericht onzorgvuldig was, omdat het onterecht paniek veroorzaakte en de reputatie van het bedrijf schaadde. Thermae vorderde een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig had gehandeld en eiste een schadevergoeding van meer dan 4 miljoen euro.

De rechtbank oordeelde dat de Staat de belangen van de volksgezondheid had afgewogen en dat de beslissing om het persbericht uit te brengen niet onredelijk was. De rechtbank vond dat de Staat niet onzorgvuldig had gehandeld, omdat er op dat moment een reëel risico voor de volksgezondheid bestond en het ministerie niet in staat was om alle betrokkenen tijdig te bereiken. Thermae had onvoldoende onderbouwd dat het persbericht feitelijke onjuistheden bevatte of dat de belangenafweging onjuist was geweest. De rechtbank wees de vorderingen van Thermae af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de overheid in situaties van gezondheidsrisico's en de afweging tussen publieke gezondheid en de belangen van individuele bedrijven. De rechtbank bevestigde dat de Staat niet onrechtmatig had gehandeld door het uitbrengen van het persbericht, gezien de omstandigheden en de noodzaak om het publiek te waarschuwen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht - meervoudige kamer
Vonnis in de zaak met rolnummer 01/865 van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THERMAE ONROEREND GOED B.V., h.o.d.n. Thermae 2000,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
THERMAETEL B.V.,
beide gevestigd te Valkenburg aan de Geul,
eiseressen,
procureur mr P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport),
zetelende te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr J.G.F.M. Hoffmans.
Partijen worden aangeduid als Thermae en de Staat.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding en de zakelijk daarmee overeenstemmende conclusie van eis, tevens akte overlegging producties, met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek met productie;
- een akte uitlating productie zijdens Thermae;
- een antwoordakte zijdens de Staat.
RECHTSOVERWEGINGEN
1 de feiten
1.1 Thermae exploiteert onder de naam Thermae 2000 een kuur-, sauna- en thermaalbadencomplex (verder: het complex) met restaurants en hotel te Valkenburg (provincie Limburg). Tot het complex behoort een éénpersoons hydrojet-ligbad, dat zich in een afgesloten kamer bevindt en dat uitsluitend na voorafgaande reservering door één persoon tegelijk kan worden gebruikt (verder: het hydrojet-bad).
1.2 Op 20 maart 1999 heeft de Inspectie Gezondheidsbescherming Waren en Veterinaire Zaken (verder: de inspectie) een aantal watermonsters genomen in het complex. Deze monsters zijn door het Keuringsinstituut voor waterleidingartikelen (verder: het KIWA) onderzocht. Op 1 april 1999 heeft het KIWA aan de inspectie medegedeeld dat in een monster, afkomstig uit het hydrojet-bad van Thermae legionellabacteriën geconstateerd waren. Blijkens de schriftelijke mededeling van het KIWA d.d. 2 april 1999 betroffen het 100 legionella-bacteriën per liter. Op 1 april 1999 zijn zowel de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als Thermae door de inspectie over de besmetting geïnformeerd en is de inspectie met Thermae in overleg getreden over de te nemen maatregelen. Thermae heeft toen het hydrojet-bad met onmiddellijke ingang gesloten totdat de uitkomsten van nader onderzoek bekend waren.
1.3 Tevens is in verband met diens taken in het kader van de Infectieziektenwet de inspecteur voor de gezondheidszorg van de besmetting op de hoogte gesteld. Deze heeft op 2 april 1999 onderzocht welke risico's zich hebben voorgedaan voor de volksgezondheid en welke maatregelen genomen kunnen worden. Hij heeft geconstateerd dat het hydrojet-ligbad in de periode van de incubatietijd door naar schatting 100 personen is gebruikt en dat het de verwachting van het management van Thermae was dat gasten die van het bad gebruik hebben gemaakt, individueel benaderd en gewaarschuwd kunnen worden. Hij heeft medegedeeld dat met ondersteuning van de GGD op de middag van 2 april 1999 een waarschuwing zou worden opgesteld en dat de GGD ervoor zou zorgen dat de benodigde informatie uiterlijk in de ochtend van 3 april 1999 bij de betrokkenen was. Hij heeft gesteld dat hij er vooralsnog van uitging dat hiermee het risico voor de volksgezondheid voldoende was afgedekt en dat, mocht het niet mogelijk blijken te zijn de risicopersonen individueel te benaderen, zich de vraag voordeed of alarmering op grotere schaal gewenst was. Hij heeft aangegeven dat hij daarover zo nodig in de loop van de middag van 2 april 1999 contact zou opnemen met de directeur-generaal van de Volksgezondheid.
1.4 In de loop van de middag van 2 april 1999 bleek dat Thermae en de GGD niet in staat waren alle bedoelde gebruikers van het hydrojet-bad uiterlijk in de ochtend van 3 april 1999 te achterhalen en in te lichten. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (verder: het ministerie) heeft toen besloten het publiek door middel van een persbericht te informeren. Nadat het ministerie Thermae een concept-persbericht had toegezonden, heeft het in de avond van 2 april 1999 een persbericht uitgebracht dat kennelijk naar aanleiding van opmerkingen zijdens Thermae op een belangrijk aantal punten was aangepast. Afschriften daarvan heeft het ministerie diezelfde dag toegezonden aan de ambassades van Duitsland en België, aangezien het mogelijk was dat onder de nog niet getraceerde personen ingezetenen van het betreffende land waren.
1.5 Het in rechtsoverweging 1.4 bedoelde persbericht luidde voor zover van belang als volgt:
"Legionellabacterie geconstateerd in Thermae 2000
In het Hydrojetligbad van Thermae 2000 in Valkenburg (L) is bij een controle van de Inspectie Gezondheidsbescherming, Waren en Veterinaire Zaken (W&V) op 1 april de legionellabacterie geconstateerd. Thermae 2000 heeft het betreffende bad inmiddels gesloten. Op dit moment zijn geen ziektegevallen bekend.
Dit hydrojetligbad bevindt zich in een afgesloten ruimte en wordt alleen door één persoon tegelijk op afspraak gebruikt. Dit bad is niet bij de gewone entree van Thermae 2000 inbegrepen. Er moet apart voor worden gereserveerd. De verwachting is dat de meeste gebruikers van dit bad persoonlijk achterhaald kunnen worden. Thermae 2000 is hiermee inmiddels bezig. Mensen die dit Hydrojetligbad in de tweede helft van maart bezocht hebben, nog niet benaderd zijn en zich ziek voelen, wordt aangeraden contact op te nemen met de huisarts.
De Inspectie heeft na de besmetting in Bovenkarspel versterkte controles laten uitvoeren op plaatsen met een verhoogd risico, zoals plaatsen waar bubbelbaden in gebruik zijn. Bij de publieksruimtes van Thermae 2000 zijn wel monsters genomen, maar is geen besmetting geconstateerd. Dit geldt voor alle binnen- en buitenbaden met thermaal water, de whirlpools, de douches en het mineraal drinkwater.
De afgelopen twee weken hebben circa 40 mensen gebruik gemaakt van het Hydrojetligbad. Van circa 30 personen is de identiteit bekend. Deze mensen worden persoonlijk door Thermae 2000 benaderd en gewaarschuwd. Thermae 2000 heeft snel en accuraat ingespeeld op de situatie.
Het Hydrojetligbad is een massagebad waarin algen en karwendelsteenolie aan het water worden toegevoegd. Het water komt uit een mineraalbron en wordt met gas verwarmd.".
Het persbericht bevat verder telefoonnummers van het ministerie en Thermae waarheen gebeld kan worden, alsmede voor de redactie van de media namen en telefoonnummers van contactpersonen bij het ministerie en Thermae.
1.6 Na het uitbrengen van het persbericht is veelvuldig contact gezocht met het ministerie en Thermae 2000. Ten minste één van de personen die het ministerie heeft gebeld en die in de afgelopen 14 dagen in het hydrojet-bad zou zijn geweest, heeft klachten van griepachtige aard gemeld.
1.7 Op 9 april heeft het KIWA aan de inspectie schriftelijk het resultaat van zijn onderzoek naar een nadere typering van de in het hydrojet-bad aangetroffen legionella-stam medegedeeld, inhoudende dat de aangetroffen stam niet behoort tot één van de bekende14 serotypen van legionella pneumophila en op basis hiervan gerekend kan worden tot een van de non-pneumophila soorten of een tot nog toe onbekende serotype van legionella pneumophila.
1.8 Op 13 april 1999 heeft Thermae het volgende persbericht laten uitgaan:
"Blunder van ministerie VWS
Ruim een week geleden heeft het ministerie de media bericht inzake het aantreffen van de legionellabacterie in Thermae 2000. Bij de publieksruimtes van het thermaalbad zijn monsters genomen, maar geen besmetting geconstateerd. Het ministerie gaf aan wel in een hydrojet ligbad een bad dat zich in een afgesloten ruimte bevindt en alleen op afspraak gebruikt kan worden, legionella aangetroffen te hebben.
Echter ook het water toegepast in het bewuste ligbad bleek vrij te zijn van legionella pneumophila. Bij Thermae 2000 in Valkenburg a/d Geul is geen bewijs gevonden dat er in het water van de baden legionella is aangetroffen die verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de gevreesde veteranen ziekte.
De actie van het ministerie om landelijk alarm te slaan inzake het aantreffen van legionella blijkt onterecht te zijn.
Het ministerie van Volksgezondheid heeft zich onvoldoende vergewist over de totstandkoming van het onderzoeksresultaat, alsook over de soort van de geïsoleerde bacterie. Ook provincie, gemeente en GGD zagen na kennisname van de gegevens vanuit medische optiek geen aanleiding het bericht in de media te brengen. Zij hebben dit aan het Ministerie medegedeeld. De GGD Zuidelijk Zuid Limburg heeft Thermae 2000 op medisch gebied geadviseerd sedert de nieuwsverspreiding.
Door het verspreiden van de berichten onder miljoenen mensen is er paniek gezaaid en werd er derhalve onverantwoord opgetreden. Duizenden mensen in binnen- en buitenland zijn onterecht verontrust.".
Aan het ministerie is naar aanleiding van dit persbericht meermalen om een reactie gevraagd. Zijdens het ministerie is medegedeeld dat onschadelijke legionella's niet bestaan en dat zich naar aanleiding van het persbericht vier personen met ziekteverschijnselen in verbinding hadden gesteld met het ministerie. In diverse perspublicaties zijn de mededelingen zijdens het ministerie weergegeven als: "dat… in het kuuroord een legionella is aangetroffen "die niet leidt tot zware longontsteking, maar waarvan een mens ook knap ziek kan worden""; "een onschadelijke legionella bestaat niet"; "Maar ook hebben zich via dit telefoonnummer vier mensen gemeld die ziek waren geworden na het gebruik van het bad. Die hadden anders nooit geweten waardoor ze ziek waren geworden.".
1.9 In het kader van en ter beëindiging van een door Thermae 2000 tegen de Staat aangespannen kort geding voor de president van deze rechtbank zijn partijen kort na de terechtzitting van 20 mei 1999 overeengekomen dat het ministerie het volgende persbericht zou uitbrengen:
"Thermae 2000
Op 2 april heeft het Ministerie van VWS u geïnformeerd dat in het hydrojet-ligbad bij Thermae 2000 een bacterie van de legionella-stam was aangetroffen. Het hydrojet-ligbad was slechts op afspraak toegankelijk en werd in de periode van besmettingsgevaar bezocht door 37 mensen die allemaal door Thermae 2000 konden worden achterhaald. In tegenstelling tot eerdere berichten heeft zich naar aanleiding van een bezoek aan het hydrojet-ligbad bij geen van deze 37 personen enig ziekteverschijnsel, laat staan de veteranenziekte, geopenbaard.".
Het ministerie heeft dit persbericht op 26 mei 1999 uitgebracht.
2 de vordering, de grondslag en het verweer
2.1 Thermae vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht zal verklaren dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld als omschreven in de dagvaarding, althans door:
a) het uitbrengen van (rb: zakelijk weergegeven) het persbericht van 2 april 1999;
b) de mededeling aan de pers van 13 april 1999 met de strekking dat er in het kuuroord een legionella was aangetroffen "die niet leidt tot een zware longontsteking, maar waarvan een mens ook knap ziek kan worden. (…) Een onschadelijke legionella bestaat niet";
c) de mededeling op 14 april 1999 met de strekking dat er zich via de door de Staat ingestelde telefoonlijn inmiddels vier aan Thermae 2000 gerelateerde ziektegevallen zouden hebben gemeld;
d) het herhalen in een interview ten overstaan van het ANP op 21 april 1999 van de onder c genoemde mededeling;
e) het nalaten om het dientengevolge bij het publiek ontstane negatieve beeld van Thermae 2000 snel en adequaat te rectificeren;
en wel door het complex van de hiervoor onder a) t/m e) genoemde gedragingen/uitlatingen, althans door een of meer van deze gedragingen/uitlatingen afzonderlijk of in combinatie;
2. de Staat zal veroordelen aan haar tegen kwijting ten titel van schadevergoeding ƒ 4.277.566,- te betalen, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade zich heeft voorgedaan, althans vanaf de dag van het uitbrengen van deze dagvaarding;
3. de Staat zal veroordelen aan haar tegen kwijting ƒ 12.200,- aan buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand te voldoen (het equivalent van 2 punten van het liquidatietarief);
met veroordeling van de Staat in de kosten van het geding.
2.2 Thermae voert als grondslag voor haar vordering aan dat de Staat door op 2 april 1999 een ongericht persbericht te verspreiden, jegens haar onzorgvuldig heeft gehandeld (artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, verder: Awb). Zij stelt dat dit persbericht grote, bij de verspreiding voor het ministerie voorzienbare schade tot gevolg heeft gehad. Zij stelt voorts dat die onzorgvuldigheid daaruit bestond dat het ministerie heeft nagelaten voorafgaand aan het persbericht de nodige kennis over de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren, dat het ministerie zonder overleg en veel te vroeg heeft besloten het persbericht te publiceren en dat het ministerie Thermae onvoldoende tijd heeft gegeven om op het concept-persbericht commentaar te leveren. Thermae voert tevens aan dat dit tot gevolg heeft gehad dat geen belangenafweging heeft plaatsgevonden dan wel dat de belangenafweging op onjuiste wijze is geschied (artikel 3:4 Awb). Zij stelt dat bij de belangenafweging hadden moeten worden betrokken: de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degenen op wie de verdenkingen betrekking hebben, de ernst - bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen, de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal, de inkleding van de verdenkingen, gezien in de verhouding tot de hiervoor genoemde factoren, de mate van waarschijnlijkheid dat het nagestreefde doel ook zonder de verweten publicatie langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen had kunnen worden bereikt met een redelijke kans op spoedig succes, een mogelijke beperking van het door de publicatie te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat het nieuws ook zonder de verweten publicatie in de publiciteit zou zijn gekomen, het gezag van de bron en de aard en werkwijze van de media, waarbij met name wordt gedoeld op de aard van het medium waarin de uitlatingen zijn gedaan. Thermae stelt dat het ministerie met betrekking tot elk van deze omstandigheden onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat de belangen van Thermae zwaarder hadden moeten wegen dan het algemeen belang, dan wel de nadelige gevolgen voor Thermae onevenredig zijn in verhouding tot het met de verspreiding van het persbericht nagestreefde doel.
2.3 Thermae voert voorts aan dat de Staat ook na 2 april onrechtmatig, want in strijd met de artikelen 3:2 en 3:4 Awb heeft gehandeld. Zij stelt dat het ministerie er te lang over heeft gedaan om uitsluitsel te geven over de aard van de aangetroffen bacterie en dat het, toen het daarvan eenmaal op de hoogte was, met die informatie niets heeft gedaan. Zij stelt voorts dat de in rechtsoverweging 2.1 onder b-d bedoelde uitlatingen niet op wetenschappelijk onderzoek berusten en derhalve in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel en voorts feitelijk onjuist zijn en derhalve misleidend en dat het belang van misleidende mededelingen niet kan opwegen tegen het belang van Thermae. Zij stelt voorts dat het ministerie, door de gegevens van de bellers die zich met ziekteverschijnselen hadden gemeld niet nader te onderzoeken en vast te leggen, opnieuw onzorgvuldig heeft gehandeld.
2.4 Thermae voert bovendien aan dat het ministerie in strijd heeft gehandeld met het gelijkheidsbeginsel, door niet publiekelijk in te grijpen in - in haar ogen gelijke of vergelijkbare - gevallen van legionellabesmetting in het buitenland, in het Van der Valk-hotel op Curaçao en bij de Sphinx-fabrieken in Maastricht.
2.5 De Staat voert gemotiveerd verweer.
3 beoordeling
ontvankelijkheid
3.1 De Staat heeft in de eerste plaats aangevoerd dat Thermae in haar vorderingen niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat zij akkoord is gegaan met de oplossing van het geschil zoals plaatsvond ter terechtzitting van het in rechtsoverweging 1.9 bedoelde kort geding. Hij stelt dat, nu er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, noch van een nieuwe grondslag en partijen reeds tot overeenstemming zijn gekomen, terwijl het dezelfde partijen betreft, het in strijd zou zijn met de goede procesorde dat Thermae opnieuw kan procederen over dezelfde kwestie. Thermae heeft bij conclusie van repliek gemotiveerd betwist dat zij ter terechtzitting van 20 mei 1999 haar recht op schadevergoeding zou hebben prijsgegeven; zij heeft gesteld dat de Staat niet bereid was over schadevergoeding te onderhandelen. Bij conclusie van dupliek heeft de Staat dat bevestigd. Zij heeft gesteld dat het standpunt van de president dat er geen grondslag was voor schadevergoeding, duidelijk was, zodat er voor de Staat geen enkele aanleiding was een aanbod tot schadevergoeding te doen.
3.2 Gelet op de gemotiveerde betwisting door Thermae had het op de weg van de Staat gelegen haar stelling op dit punt bij conclusie van dupliek nader te onderbouwen. Zo had zij de schriftelijke vastlegging van de vaststellingsovereenkomst kunnen overleggen, dan wel, bij gebreke daarvan, de dagvaarding in kort geding, vergezeld van een nauwkeurige weergave van de uitlatingen zijdens Thermae op grond waarvan zij de bereikte overeenstemming over het persbericht aldus mocht begrijpen dat daarmee tevens afstand werd gedaan van het recht op schadevergoeding. De Staat heeft daarentegen bij antwoordakte haar stelling op dit punt genuanceerd door aan te voeren: "De president heeft te kennen gegeven het niet aannemelijk te achten dat de vordering in de bodemprocedure zou worden toegewezen. Blijkbaar heeft Thermae zich gerefereerd aan het oordeel van de president door in te stemmen met de schikking.". De rechtbank leidt hieruit af dat de Staat zich op dit punt kennelijk niet beroept op concrete uitlatingen zijdens Thermae, hetgeen voor het aannemen van het prijsgeven van het recht op schadevergoeding wel noodzakelijk zou zijn, nu in kort geding over een recht op schadevergoeding niet pleegt te worden beslist. De rechtbank zal dit verweer derhalve verwerpen; nu het verweer onvoldoende is onderbouwd zal de rechtbank het bewijsaanbod van de Staat op dit punt passeren.
het persbericht van 2 april 1999
3.3 De Staat heeft als verweer aangevoerd dat het ministerie via de bestaande communicatielijnen tussen de direct betrokkenen (waaronder de GGD, Thermae en de inspectiediensten) over alle relevante gegevens beschikte, dat het persbericht geen feitelijke onjuistheden bevat, dat de opmerkingen en aanvullingen zijdens Thermae erin zijn verwerkt en dat de aan de Staat verweten verwijzing naar de gebeurtenissen in Bovenkarspel slechts zijn genoemd als aanleiding voor intensieve controle op verhoogd-risicoplaatsen. Thermae heeft er vervolgens bij conclusie van repliek nogmaals op gewezen dat de GGD-arts het verspreiden van een persbericht sterk had ontraden en dat het ministerie aan Thermae slechts enkele minuten de tijd heeft gegeven om het concept-persbericht van commentaar te voorzien.
3.4 De rechtbank stelt voorop dat de Staat een eigen verantwoordelijkheid heeft om te bepalen op welke wijze hij zal reageren op geconstateerde gezondheidsrisico's. Geen rechtsregel gebiedt de staat daarbij te handelen in overeenstemming met betrokkenen. Dat de Staat niet heeft gehandeld in overeenstemming met het advies van de GGD-arts en de wens van Thermae maakt de beslissing van de Staat om een persbericht uit te geven niet onzorgvuldig, aangezien de verantwoordelijkheid van die arts beperkter is dan die van de Staat en hij bovendien evenmin als Thermae kon garanderen dat alle betrokkenen tijdig werden bereikt. Voorts staat onbetwist vast dat met betrokkenen overleg is gevoerd en is, zoals in rechtsoverweging 1.4 al is overwogen, het concept-persbericht kennelijk naar aanleiding van de zijdens Thermae ingebrachte opmerkingen op een belangrijk aantal punten aangepast. Bovendien heeft Thermae onvoldoende onderbouwd dat het persbericht onjuist is. De kop van het persbericht, waartegen de grootste bezwaren van Thermae zich lijken te richten, mag niet los van de rest van het persbericht worden gelezen; de inhoud is bovendien niet onjuist. In het persbericht staat niet dat het de instemming had van Thermae; de suggestie valt daarin ook niet te lezen. De verwijzing naar de gebeurtenissen in Bovenkarspel strekt duidelijk ter verklaring van de door de inspectie uitgevoerde versterkte controles. In het persbericht wordt voldoende duidelijk gemaakt dat er slechts risico is voor de circa 40 mensen die in de tweede helft van maart het hydrojet-bad hebben bezocht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het persbericht noch naar zijn inhoud, noch naar zijn wijze van totstandkoming onzorgvuldig is. Op het bewijsaanbod van Thermae op dit punt zal de rechtbank geen acht slaan, nu het eventuele bewijs niet tot de beslissing van de zaak kan bijdragen.
3.5 Op het verweer van de Staat dat hij van alle relevante gegevens op de hoogte was is Thermae bij conclusie van repliek niet meer ingegaan. Met name heeft zij nagelaten gemotiveerd aan te geven ten aanzien van welke relevante feiten en af te wegen belangen de Staat verder kennis had moeten vergaren. Deze stelling van Thermae is derhalve te weinig onderbouwd om de conclusie te kunnen schragen dat zijdens de Staat bij het voorbereiden en vaststellen van het persbericht onzorgvuldig tewerk is gegaan. Gelet op het gebrek aan onderbouwing is voor een bewijsopdracht aan Thermae op dit punt geen plaats.
3.6 Ter zake van het verwijt dat de Staat de belangen niet dan wel onjuist zou hebben afgewogen heeft deze als verweer aangevoerd dat hij op vrijdag 2 april 1999 een belangenafweging heeft gemaakt tussen de belangen van de personen die besmet zouden kunnen zijn geraakt en het belang van Thermae bij het voorkómen van negatieve publiciteit. Hij stelt dat deze belangenafweging zorgvuldig is geschied en dat hij het belang van de volksgezondheid zwaarder heeft laten wegen dan de economische belangen van Thermae. De Staat wijst daarbij onder meer op de volgende factoren. Op 1 april 1999 stond vast dat sprake was van een legionella-besmetting; op 2 april 1999 had Thermae niet alle naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de blootgestelden beschikbaar; het paasweekeinde stond voor de deur, zodat reguliere informatievoorziening niet eerder dan dinsdag 6 april 1999 zou kunnen plaatsvinden; betrokkenen zouden zich dan pas op 7 april 1999 tot hun huisarts kunnen wenden, hetgeen met het oog op het mogelijke ziekteverloop te laat zou kunnen zijn; een mogelijk vertrek van betrokkenen voor een paasweekend of een paasvakantie leidde ertoe dat ervoor is gekozen betrokkenen uiterlijk zaterdag 3 april 1999 te waarschuwen. Alternatieven die tot hetzelfde doel zouden leiden zijn naar de Staat stelt overwogen maar als niet effectief van de hand gewezen. Voorts heeft de Staat erop gewezen dat op dat moment de legionella-epidemie ten gevolge van de gebeurtenissen in Bovenkarspel op zijn hoogtepunt was en de reactie van de Staat erop was gericht een tweede uitbraak te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken.
3.7 De rechtbank is van oordeel dat de Staat de betrokken belangen op 2 april 2000 heeft afgewogen en dat de uitkomst van deze afweging niet onredelijk is geweest, zodat van onevenredig nadeel niet kan worden gesproken. Zij is tot dat oordeel gekomen op grond van een aantal omstandigheden, die als niet dan wel onvoldoende betwist tussen partijen vaststaan. Zij wijst er daarbij op dat het verzoek van Thermae om haar stellingen uit de dagvaarding als in de conclusie van repliek herhaald en ingelast te beschouwen, slechts als een herhaling van zetten kan worden beschouwd, nu daarmee niet met nieuwe of meer gespecificeerde argumenten op de verweren van de Staat wordt ingegaan. De rechtbank wijst op de volgende omstandigheden:
a. Op 2 april 1999 stond vast dat in het hydrojet-bad legionella was aangetroffen; op dat moment was niet uit te sluiten dat het een serotype betrof dat de veteranenziekte zou kunnen veroorzaken;
b. Voor een adequate behandeling van de veteranenziekte was het noodzakelijk dat de huisarts van de mogelijkheid dat die ziekte aan de orde was, vrijwel onmiddellijk op de hoogte was;
c. Op 2 april 1999 had Thermae geen volledige lijst van naam-, adres- en woonplaatsgegevens van alle betrokkenen;
d. Thermae kon niet garanderen dat alle betrokken personen in de morgen van 3 april 1999 bereikt zouden zijn;
e. Andere aan de Staat ter beschikking staande middelen, hadden niet hetzelfde effect als een persbericht;
f. In het licht van de door de gebeurtenissen te Bovenkarspel opgetreden gevallen van veteranenziekte mocht van de Staat worden verwacht dat hij zich niet zonder meer zou gedragen overeenkomstig de voordien gevolgde praktijk.
Gelet hierop heeft naar het oordeel van de rechtbank de Staat ook artikel 3:4 Awb niet geschonden.
het optreden van de Staat na 2 april 1999
3.8 De Staat heeft bij conclusie van antwoord betwist dat zijdens het ministerie na 2 april 1999 meer aan de pers is medegedeeld dan dat onschadelijke legionella's niet bestaan en dat zich naar aanleiding van het persbericht vier personen tot het ministerie hebben gewend die zeiden ziek te zijn geworden. De Staat stelt daarbij dat zijnerzijds niet is gezegd dat deze mensen ziek zijn geworden ten gevolge van de besmetting van het hydrojet-bad van Thermae. Gelet op deze betwisting had het op de weg van Thermae gelegen haar stelling dat ook andere uitlatingen als in rechtsoverweging 2.1 onder b en c weergegeven zijdens de Staat zijn gedaan, bij conclusie van repliek nader te onderbouwen. Nu Thermae dat achterwege heeft gelaten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat dergelijke uitlatingen zijdens de Staat zijn gedaan. Voor een bewijsopdracht aan Thermae terzake is dan ook geen plaats en de rechtbank zal zich verder beperken tot die uitlatingen die als onbetwist tussen partijen vaststaan.
3.9 De rechtbank acht de mededeling dat onschadelijke legionella's niet bestaan, niet onrechtmatig. Deze mededeling kan worden gezien als een populaire weergave van het feit van algemene bekendheid dat een belangrijk aantal natuurwetenschappers slechts bij uitzondering zal verklaren dat een micro-organisme onschadelijk is, doch zich veelal zal beperken tot de uitspraak dat naar de op een bepaald moment bestaande wetenschappelijke inzichten van een bepaald micro-organisme geen schadelijke effecten bekend zijn. De rechtbank verwijst hierbij voor het concrete geval naar de inhoud van de zijdens het KIWA, in rechtsoverweging 1.7 weergegeven, aan het ministerie toegezonden brief, waarop het ministerie zich mede mocht baseren.
3.10 Ook de mededeling zijdens de Staat dat zich naar aanleiding van het persbericht vier personen tot het ministerie hadden gewend die zeiden ziek te zijn geworden, acht de rechtbank niet onrechtmatig. Het enkele feit dat het ministerie deze meldingen niet heeft geregistreerd of onderzocht maakt de mededeling dat zich vier van deze gevallen hebben voorgedaan niet onrechtmatig. Terzake bestaat geen wettelijke verplichting voor het ministerie; registratie en onderzoek ligt ook niet voor de hand nu een verwijzing naar de huisarts voor een goede bescherming van betrokkenen volstaat.
3.11 Evenmin slaagt het verwijt van Thermae dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door het ten gevolge van haar mededelingen bij het publiek ontstane negatieve beeld snel en adequaat te rectificeren. Nog daargelaten dat de rechtbank gelet op het hiervoor overwogene van oordeel is dat geen van de gedane mededelingen onrechtmatig is, gaf ook de in rechtsoverweging 1.7 weergegeven brief van het KIWA aan het ministerie voldoende aanleiding om zich terughoudend op te stellen. Voor het overige heeft Thermae het aan zichzelf te wijten dat pas 26 mei 1999 een aanvullend persbericht van het ministerie is uitgegaan, nu zij zonder voorafgaand overleg met het ministerie op 13 april 1999 zelf een persbericht heeft laten uitgaan dat (in de bewoordingen van de president van deze rechtbank; productie 23 bij de conclusie van antwoord) "de Zwarte Piet bij VWS legde".
gelijkheidsbeginsel
3.12 Nu enige andere onderbouwing van de vordering op dit punt in de dagvaarding ontbreekt, begrijpt de rechtbank deze aldus, dat Thermae beoogt te stellen dat het totaal van de in het lichaam van de dagvaarding weergegeven handelingen zijdens de Staat jegens haar onrechtmatig is, omdat de Staat daarmee het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden.
3.13 Bij conclusie van antwoord heeft de Staat als verweer aangevoerd dat de verantwoordelijkheid voor de bescherming van de volksgezondheid op Curaçao niet bij de Nederlandse overheid berust, maar bij de autoriteiten van de Nederlandse Antillen, en dat krachtens in Europees verband gemaakte afspraken bij accommodaties in het buitenland die te maken hebben met een legionellabesmetting, alleen het land waarin zich de mogelijk besmette accommodatie bevindt, handelend dient op te treden. Op dit verweer is Thermae naderhand niet meer ingegaan, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. De rechtbank zal de stellingen van Thermae op dit punt derhalve als onvoldoende onderbouwd verwerpen en haar (algemene) bewijsaanbod passeren.
3.14 Ter zake van de legionellabesmetting in de Sphinx-fabriek te Maastricht heeft te gelden dat dit een besmetting is in een arbeidsverhouding, dat van een werkgever mag worden aangenomen dat deze alle naam-, adres- en woonplaatsgegevens zonder meer paraat heeft en dat deze dientengevolge in staat is betrokkenen binnen de noodzakelijke termijn te bereiken. Een zodanig geval is om deze reden niet vergelijkbaar met het onderhavige geval.
3.15 Gelet op hetgeen in de rechtsoverwegingen 3.13 en 3.14 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de Staat het gelijkheidsbeginsel niet heeft geschonden.
overigens
3.16 Nu naar het oordeel van de rechtbank noch een van de in rechtsoverweging 2.1 onder a tot en met e weergegeven handelingen zijdens de Staat op zichzelf onrechtmatig is, noch het totaal van de in het lichaam van de dagvaarding weergegeven handelingen van de Staat, valt zonder nadere motivering niet in te zien dat enigerlei combinatie van de in rechtsoverweging 2.1 onder a tot en met e weergegeven handelingen onrechtmatig zou zijn. Zodanige motivering ontbreekt. Dat leidt ertoe dat de rechtbank de in rechtsoverweging 2.1 onder 1 weergegeven vordering in haar geheel zal afwijzen.
3.17 Nu van onrechtmatig handelen zijdens de Staat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is, liggen ook de in rechtsoverweging 2.1 onder 2 en 3 weergegeven vorderingen voor afwijzing gereed. Thermae zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding
BESLISSING
De rechtbank
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt Thermae in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Staat begroot op € 3.396,54 aan griffierecht en € 5.536,- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mrs P. Kalbfleisch, A.V. van den Berg en C.C. Dedel-van Walbeek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 augustus 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.