ECLI:NL:RBSGR:2002:AE7579

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-004024-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Timmermans
  • A. Drop
  • M. Wapenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de invoer van cocaïne door bolletjesslikkers

Op 5 september 2002 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van cocaïne. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen en thans gedetineerd in Rotterdam, werd beschuldigd van het opzettelijk (doen) invoeren van harddrugs, wat een ernstig feit is gezien de gevaren voor de volksgezondheid en de maatschappelijke gevolgen. De rechtbank overwoog dat de verkoop van cocaïne niet alleen strafbare feiten met zich meebrengt, maar ook grote gezondheidsrisico's voor degenen die de bolletjes in hun lichaam meedragen. De verdachte was op 17 mei 2002 in verzekering gesteld en later in voorlopige hechtenis genomen.

Tijdens de terechtzitting op 22 augustus 2002 eiste de officier van justitie een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank heeft de telastlegging beoordeeld en op basis van de bewijsmiddelen vastgesteld dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit had begaan. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet, meermalen gepleegd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf passend en geboden was, gezien de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-004024-02
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 5 september 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, Huis van Bewaring Noordsingel te Rotterdam.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 augustus 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Th.U. Hiddema, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr De Vries heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair, eerste altenatief, telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair, eerste alternatief, vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft gedurende een aantal maanden de invoer van cocaïne door bolletjesslikkers (mede) geregeld. Het opzettelijk (doen) invoeren van harddrugs is een ernstig feit. Cocaïne levert een gevaar voor de volksgezondheid op en de verkoop van deze middelen brengt bovendien ook anderszins maatschappelijk onaanvaardbare gevolgen, onder meer het plegen van strafbare feiten, met zich. Daarnaast lopen ook degenen die de bolletjes cocaïne in hun lichaam meedragen grote gezondheidsrisico's. Het scheuren van een bolletje cocaïne in het lichaam kan immers zeer wel de dood tot gevolg hebben.
Verdachte is blijkens zijn strafblad reeds eerder wegens een soortgelijk feit tot een zware gevangenisstraf veroordeeld. Dat heeft verdachte er blijkbaar niet van weerhouden wederom drugsdelicten te begaan. Daarbij acht de rechtbank het feit dat verdachte thans niet zichzelf, maar anderen grote gezondheidsrisico's laat lopen een bijzonder kwalijke ontwikkeling.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de na te melden onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair, eerste altenatief, telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET HET IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, ONDER A VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 17 mei 2002;
in voorlopige hechtenis gesteld op : 17 mei 2002;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
Drop en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Smelt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2002.