RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900368-02; 09/093214-01 (gevoegd ter terechtzitting);
09/093303-01 (gevoegd ter terechtzitting van 21 februari 2002);
09/094047-01 (gevoegd ter terechtzitting van 21 februari 2002)
rolnummer 0006; 0007
's-Gravenhage, 11 september 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans preventief gehecht in het Penitentiair Complex Scheveningen, Huis van Bewaring (Unit 1), te 's-Gravenhage.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 augustus 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouw mr D.F.J. Sol-Thoolen, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Hemstede heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/900368-02 onder 1, 2 primair en 3 telastgelegde, alsmede terzake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/093214-01, het bij dagvaarding met parketnummer 09/093303-01 onder 1, 2 en 3 en het bij dagvaarding met parketnummer 09/094047-01 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien zulks inhoudt een behandeling bij de verslavingszorg, een behandeling bij de Waag en het laten afnemen van twee urinecontroles in de week.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2].
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 235,67 subsidiair 4 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij1], alsmede een bedrag groot € 318,18 subsidiair 6 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij2].
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaardingen, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/093303-01 onder 3 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/900368-02 onder 1, 2 primair en 3, bij dagvaarding met parketnummer 09/093214-01, bij dagvaarding met parketnummer 09/093303-01 onder 1 en 2 en bij dagvaarding met parketnummer 09/094047-01 primair vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een diefstal met braak uit een winkel en twee pogingen daartoe uit een auto, een diefstal met geweld, te weten een zogeheten tasjesroof, waarbij ook nog een ketting van de hals werd gerukt, een winkeldiefstal, een fietsendiefstal, een bedreiging tegen het leven gericht van een vriend van zijn vriendin, een poging tot zware mishandeling van zijn vriendin en mishandeling van die vriendin. Verdachte heeft zijn vriendin tot tweemaal toe behoorlijk toegetakeld. Met name het toepassen van geweld en de frequentie waarmee de gewelddadige delicten door verdachte worden gepleegd, baren de rechtbank zorgen.
In het nadeel van verdachte wordt meegewogen dat hij de diefstal met geweld heeft gepleegd, terwijl hij in een opgeschort bevel tot bewaring liep.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen de niet bij dagvaarding telastgelegde strafbare feiten met parketnummers 09/050201-02 en 09/051081-02 waarvan een korte omschrijving staat vermeld op de dagvaarding.
Verdachte heeft deze feiten erkend en de officier van justitie heeft te kennen gegeven, dat dienaangaande geen verdere vervolging zal worden ingesteld.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het Documentatieregister d.d. 07 mei 2002, is verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld en liep hij in twee proeftijden tijdens het plegen van twee van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Vroeghulp Interventierapport van het Leger de Heils d.d. 28 februari 2002 betreffende verdachte. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een brief van Psycho-Medisch Centrum Parnassia d.d. 22 april 2002. Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Psycho-Medisch Centrum Parnassia d.d. 26 augustus 2002, opgemaakt door A. Kiers. Zij adviseert een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met een verplicht reclasseringscontact en dat verdachte de behandeling bij de verslavingszorg volgt en de behandeling bij De Waag, alsmede dat hij twee keer per week urinecontroles laat afnemen.
Op grond van het hiervoor vermelde acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich onder reclasseringstoezicht stelt, ook indien zulks inhoudt dat hij zich laat behandelen bij de verslavingszorg en bij De Waag, alsmede tweemaal per week urinecontroles laat afnemen, zoals door de Reclassering geadviseerd. Het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf dient voorts verdachte ervan te weerhouden dat hij zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan soortgelijke feiten.
Vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij1], wonende te [woonplaats benadeelde partij1], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 235,67.
Voorzover de vordering betrekking heeft op post 1 (nieuwe autoradio), zal de rechter de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien uit de stukken is gebleken dat de benadeelde de autoradio heeft terugontvangen en verder geen toelichting is gegeven over eventuele schade aan deze radio toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op posten 2 en 3 (vervanging rechterachterruit en stomen jas), is door de verdediging niet weersproken, en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding met parketnummer 09/093214-01 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechter bepaalt derhalve dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering gedeeltelijk toewijzen.
[benadeelde partij2], wonende te [woonplaats benadeelde partij2], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 318,18.
Deze vordering, voorzover deze betrekking heeft op post II (gemeente Den Haag facilitaire dienst), is door de verdediging niet weersproken, en voorzover deze betrekking heeft op posten I (div. leveranciers) en II is deze door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding met parketnummer 09/093303-01 onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechter bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding met parketnummer 09/093214-01 en bij dagvaarding met parketnummer 09/093303-01 onder 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechter aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 74,57 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij1], alsmede een bedrag groot € 318,18 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij2].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 63, 285, 300, 302, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/093303-01 onder 3 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/900368-02 onder 1, 2 primair en 3, bij dagvaarding met parketnummer 09/093214-01, bij dagvaarding met parketnummer 09/093303-01 onder 1 en 2 en bij dagvaarding met parketnummer 09/094047-01 primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 van dagvaarding met parketnummer 09/900368-02:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN;
ten aanzien van feit 2 primair van dagvaarding met parketnummer 09/900368-02:
POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
ten aanzien van feit 3 van dagvaarding met parketnummer 09/900368-02:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
ten aanzien van dagvaarding met parketnummer 09/093214-01 en primair van dagvaarding met parketnummer 09/094047-01:
POGING TOT DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 1 van dagvaarding met parketnummer 09/093303-01:
MISHANDELING;
ten aanzien van feit 2 van dagvaarding met parketnummer 09/093303-01:
DIEFSTAL, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 7 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Den Haag, i.c. de Sector justitiële verslavingszorg van Psycho-medisch centrum Parnassia te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de verslavingszorg Parnassia, een behandeling bij De Waag en het laten afnemen van een urinecontrole tweemaal per week;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
ten aanzien van parketnummer 09/900155-02 (ter berechting gevoegd bij 09/900368-02):
in verzekering gesteld op : 20 februari 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 22 februari 2002,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van : 22 februari 2002,
ten aanzien van parketnummer 09/900368-02:
in verzekering gesteld op : 07 mei 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 08 mei 2002,
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] toe tot een bedrag van € 74,57, alsmede de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij2] toe tot een bedrag van € 318,18 en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij1], wonende te [woonplaats benadeelde partij1], [adres benadeeldepartij1] (gironummer: [gironummer benadeelde partij1]), een bedrag van € 74,57, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
en om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij2], [woonplaats benadeeldepartij2], [adres benadeeldepartij2] (gironummer: [gironummer benadeelde partij2]), een bedrag van
€ 318,18, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij1] voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 74,57 (een deel van het totaalbedrag) ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij1] en een bedrag groot € 318,18 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedragen volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van respectievelijk 1 dag en 6 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichtingen aan de staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Oskam en De Ruiter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 september 2002.