ECLI:NL:RBSGR:2002:AE8131
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.A.C. van Rossum
- C.G. Tjebbes
- J. Kramer
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
In deze zaak vorderde eiser, die eerder was geplaatst in een inrichting voor jeugdigen, een schadevergoeding van de Staat der Nederlanden. Eiser had in 1998 een maatregel opgelegd gekregen tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, welke onherroepelijk werd op 2 januari 1999. Eiser stelde dat de Staat onrechtmatig had gehandeld door hem niet tijdig in een tbs-inrichting te plaatsen, zoals voorgeschreven in artikel 37c van het Wetboek van Strafrecht. Hij vorderde een bedrag van ƒ.11.250,=, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, en baseerde zijn vordering op eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en het gerechtshof te Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat het verblijf van een tbs-passant in een huis van bewaring na zes maanden onrechtmatig is. Subsidiair vorderde hij een bedrag van ƒ.4.450,=, gebaseerd op recente rechtspraak van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming.
De Staat voerde gemotiveerd verweer en stelde dat eiser niet onder de relevante wetgeving viel, waardoor hij geen beroep kon doen op de burgerlijke rechter. De rechtbank oordeelde dat eiser niet de juiste beroepsgang had doorlopen en dat zijn verblijf in de penitentiaire inrichting "Noordsingel" en de rijksinrichting voor jeugdigen "De Hartelborgt" rechtmatig was. Hierdoor werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij in de proceskosten verwezen, aangezien hij als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De rechtbank verklaarde eiser niet ontvankelijk in zijn vordering.