ECLI:NL:RBSGR:2002:AE8174

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09-755114-01
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Elkerbout
  • W. Wattel
  • J. Wapenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude door leidinggevende van uitzendbureau met valse facturen en belastingontduiking

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 september 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als directeur van een uitzendbureau betrokken was bij een omvangrijke fraude. De verdachte, geboren in Turkije en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder valsheid in geschrift en het opzettelijk niet voldoen aan belastingverplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte leiding heeft gegeven aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder het opmaken van valse facturen en het niet correct bijhouden van de loonadministratie. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij het bewijs is geleverd door onder andere notulen van vergaderingen waarin afspraken werden gemaakt over het vernietigen van originele documenten en het opmaken van valse urenstaten.

De rechtbank overwoog dat de verdachte gedurende een aanzienlijke periode structureel frauduleus heeft gehandeld, wat resulteerde in een aanzienlijke benadeling van de belastingdienst en de gemeenschap. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het niet of niet juist in de administratie opnemen van uitgeleend personeel en het opmaken van valse aangiften loonbelasting en premie volksverzekeringen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere telastgelegde feiten, maar heeft de belangrijkste beschuldigingen als wettig en overtuigend bewezen beschouwd. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 47, 51, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, evenals relevante belastingwetten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-755114-01
's-Gravenhage, 27 september 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres] [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting HvB Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3, 4, 5 en 13 september 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr A. Moszkowicz, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Van Dis-Setz heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na nadere omschrijving en wijziging van de telastlegging - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering nadere omschrijving telastlegging en vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1 respectievelijk A2.
Overweging ten aanzien van het bewijs.
De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het onder 2 en 7 telastgelegde betoogd dat ten aanzien van de valse facturen en de verwerking daarvan in de suppleties sprake is geweest van vrijwillige terugtred.
De rechtbank verwerpt dit verweer zowel ten aanzien van feit 2 als feit 7. Beide bewezenverklaarde feiten betreffen een voltooid delict. Van vrijwillige terugtred kan derhalve geen sprake zijn.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 3, 4, 5 en 6 telastgelegde als volgt.
De telastgelegde en bewezenverklaarde feiten zijn begaan door de rechtspersoon Uitzendbureau [uitzendbureau], aan welke feiten verdachte leiding heeft gegeven. De rechtbank heeft het tijdstip met ingang waarvan deze feiten zijn gepleegd derhalve gesteld op de oprichtingsdatum van Uitzendbureau [uitzendbureau].
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 9. telastgelegde als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte regelmatig vergaderingen had met vertegenwoordigers van de vier grote opdrachtgevers van Uitzendbureau [uitzendbureau]. De rechtbank acht bewezen dat tijdens deze vergaderingen afspraken zijn gemaakt over het vernietigen van primaire en originele urenlijsten en over het opmaken resp. voorhanden hebben van valse factuur-urenstaten, een en ander met het doel om aan het zicht van controlerende instanties te onttrekken dat in de (loon)administratie van Uitzendbureau [uitzendbureau] werknemers in dienst van dat Uitzendbureau niet of niet volledig werden opgenomen en/of loonbetalingen geheel of gedeeltelijk geboekt werden op naam en sofi-nummer van andere - al dan niet bij dat Uitzendbureau in dienst zijnde - personen dan de personen die werkelijk werkzaamheden hadden verricht.
Betrokkenen hebben aldus gedurende een aanzienlijke periode met voormeld doel hun handelen op elkaar afgestemd, zodat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Dat binnen dit samenwerkingsverband ook vele andere - legitieme - zaken werden besproken kan daaraan niet afdoen. Het misdadig oogmerk van de organisatie beperkte zich echter tot de strafbare handelingen, genoemd onder het eerste en derde gedachtenstreepje, zodat op onderdelen vrijspraak moet volgen.
Anders dan de raadsman van verdachte stelt, is een hiërarchische structuur geen conditio sine qua non om een min of meer gestructureerd en duurzaam verband aan te merken als criminele organisatie. Voorts staat het feit dat belangen van de deelnemers aan de organisatie deels uiteenlopen er niet aan in de weg dat er ook een gemeenschappelijk oogmerk kan zijn.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij
- gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 eerste en tweede cumulatief en 9 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de - gewijzigde -telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft zich gedurende een aanzienlijke periode schuldig gemaakt aan structureel frauduleus handelen. Verdachte was als directeur van een uitzendbureau verantwoordelijk voor het niet of niet juist in de administratie opnemen van uitgeleend personeel. Het fraudepatroon bestond hierin, dat :
· originele bescheiden (na opmaak van valse factuur-urenstaten en uitbetaling aan de personen die daadwerkelijk hadden gewerkt) werden vernietigd;
· valse factuur-urenstaten waarop gewerkte uren door personen die niet "wit" konden of wilden werken werden verantwoord op naam en sofi-nummer van anderen, werden opgemaakt en in de loonadministratie verwerkt;
· vervolgens valse bescheiden werden opgemaakt die moesten doorgaan voor de (vernietigde) primaire bescheiden.
Met de opdrachtgevers werden tenslotte afspraken gemaakt om de (vervalste) administraties op elkaar af te stemmen, teneinde controle door de belasting en andere instanties te bemoeilijken. Daarnaast heeft verdachte het kasoverschot dat ontstond door de uitbetaling van zwarte lonen getracht te verhullen door valse facturen en gefingeerde onkostenvergoedingen in de boekhouding te verwerken.
Verdachte heeft zich door deze praktijken aan een groot aantal fiscale en andere strafbare feiten schuldig gemaakt. Ten eerste heeft hij feitelijk leiding gegeven aan het door Uitzendbureau [uitzendbureau] samen met anderen meermalen doen van onjuiste aangiften loonbelasting en premie volksverzekeringen. De aangiften waren in die zin onjuist, dat werknemers niet of niet volledig in de loonadministratie waren opgenomen en dat de aangifte voor een te laag bedrag werd geschat.
Verder heeft verdachte, om het kasoverschot af te dekken dat was ontstaan door het uitbetalen van in de boeken niet-verantwoorde lonen, samen met anderen valse facturen opgemaakt, met de bedoeling deze als echt en onvervalst te gebruiken.
Verdachte heeft voorts leiding gegeven aan het samen met anderen door Uitzendbureau [uitzendbureau] opzettelijk niet bewaren van primaire bescheiden en heeft leiding gegeven aan het door voornoemd uitzendbureau opzettelijk niet bijhouden van een kasadministratie.
Verdachte heeft zijn mededaders opdracht gegeven factuur-urenstaten op naam van Uitzendbureau [uitzendbureau] op te maken, terwijl is gebleken dat diverse personen die op voornoemde urenstaten stonden vermeld, in de telastgelegde periode in het geheel niet bij voormeld Uitzendbureau hadden gewerkt, dan wel niet voor het genoemde aantal uren hadden gewerkt.
Verdachte heeft leiding gegeven aan het opmaken door (medewerkers van) Uitzendbureau [uitzendbureau] van een valse loonadministratie. In die administratie zijn loonbetalingen geboekt onder naam en sofi-nummer van personen die in die periode niet of niet het vermelde aantal uren bij het Uitzendbureau hebben gewerkt, terwijl bovendien in die administratie standaard onkostenvergoedingen zijn opgenomen en het normale (lage) belastingtarief is ingevoerd, waar feitelijk geen onkostenvergoeding werd uitbetaald en het anoniementarief had moeten worden toegepast.
Voorts heeft Uitzendbureau [uitzendbureau] samen met anderen, terwijl verdachte hieraan leiding gaf, suppletieaangiften Loonbelasting en Omzetbelasting over de jaren 1998 en 1999 valselijk opgemaakt.
Bovendien heeft verdachte voor zijn bedrijf Uitzendbureau [uitzendbureau] onjuiste opgaven gedaan van loon ingevolge de Coördinatiewet sociale verzekeringen. Nadat hij zijn bedrijf had omgezet in een B.V. heeft hij deze praktijken voortgezet door feitelijk leiding te geven aan het door Uitzendbureau [uitzendbureau] doen van onjuiste opgaven van loon ingevolge voornoemde wet.
Een aantal van deze feiten is gepleegd in een min of meer gestructureerd samenwerkingsverband, gelet op het feit dat regelmatig overleg heeft plaatsgevonden waaraan behalve verdachte en zijn medewerker(s) ook een aantal opdrachtgevers deelnam. Blijkens de notulen werden tijdens die vergaderingen onder meer afspraken gemaakt omtrent het verantwoorden van uren op personen die niet daadwerkelijk hadden gewerkt en het vernietigen van originele bescheiden. Uit de notulen wordt duidelijk dat betrokkenen allen ervan op de hoogte waren van het feit dat deels gewerkt werd door andere personen dan die op de uiteindelijke factuur-urenstaten stonden vermeld, om de feitelijke gang van zaken te onttrekken aan het zicht van controlerende instanties werden de administraties op elkaar afgestemd.
Verdachte heeft stelselmatig gedurende een aantal jaren een zeer omvangrijke belastingfraude gepleegd, door de fiscus voor te spiegelen dat netjes loon - en omzetbelasting is afgedragen, terwijl de feitelijke gang van zaken opzettelijk buiten beeld werd gehouden. Hij heeft hierdoor de belastingdienst - en dus de gemeenschap - voor een groot bedrag benadeeld.
Een bijkomend gevolg van het misbruik van sofi-nummers is dat mensen wier sofi-nummer is gebruikt, op basis van een gefingeerd inkomen een hypotheek kunnen aanvragen, dan wel een WW-uitkering kunnen verkrijgen op grond van een (niet bestaand) arbeidsverleden. Anderzijds kunnen mensen wier sofi-nummer zonder hun medeweten is misbruikt problemen met de belasting of met een (uitkerings)instanties krijgen omdat zij, blijkens de gegevens via hun sofi-nummer verkregen, wel gewerkt zouden hebben en dus inkomen gegenereerd.
Daarnaast heeft verdachte, doordat hij anderen bij zijn handelwijze heeft betrokken, deze personen ook gecompromitteerd.
Het belangrijkste motief van verdachte is financieel gewin geweest. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan, dat hij volgens een zo geraffineerde methode te werk is gegaan, dat ontdekking nagenoeg uitgesloten was.
Op grond van het hiervoor overwogene, mede gelet op de omvang van de fraude en de straffen zoals deze in vergelijkbare fraudezaken plegen te worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd is.
In ht voordeel van verdachte heeft de rechtbank overwogen dat uit een verdachte betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister is gebleken, dat hij niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 47, 51, 57, 140 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
- 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- 10, 17a en 18 (oud) van de Coördinatiewet sociale verzekeringen;
- 13 van het Loonadministratiebesluit.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij
- gewijzigde - dagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 eerste en tweede alternatief/cumulatief en 9 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk onjuist een bij de Belastingwet voorziene aangifte doen, terwijl dat feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van opzettelijk als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht is tot het bewaren van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, deze niet bewaren, terwijl dat feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
Opzettelijk als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht is tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, een zodanige administratie niet voeren, terwijl dat feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
ten aanzien van feit 5:
Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het plegen van het feit opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 6 en 7:
Medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 8, eerste cumulatief
Opzettelijk een in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekeringen bedoelde verplichting niet en/of niet juist nakomen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 8, tweede cumulatief:
Opzettelijk een in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekeringen bedoelde verplichting niet en/of niet juist nakomen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 9:
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :3 oktober 2001,
in voorlopige hechtenis gesteld op :5 oktober 2001
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Wattel en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga en Rietbroek, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 september 2002.