ECLI:NL:RBSGR:2002:AE8235

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/004008-02
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • J. van Delden
  • M. Krekel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 september 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De officier van justitie, mr. G. Knobbout, eiste een gevangenisstraf van zes jaar, maar de rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor de subsidiair tenlastegelegde feiten. De verdachte was betrokken bij de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne in Nederland, maar stelde dat hij dacht dat het om illegale sigaretten ging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet overtuigend kon aantonen dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het om sigaretten ging, gezien zijn actieve rol in de overdracht van de heroïne en het feit dat hij contact had met de chauffeur en medeverdachten. De rechtbank rekende de verdachte de invoer van heroïne zwaar aan, maar hield rekening met zijn minder belangrijke rol in vergelijking met zijn medeverdachten. Daarnaast had de verdachte ook cocaïne, amfetamine en wapens in zijn woning. De rechtbank verklaarde de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd en onttrok andere voorwerpen aan het verkeer, terwijl enkele voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in het kader van de strafrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/004008-02
's-Gravenhage, 30 september 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid, Gevangenis De Geerhorst te Sittard.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 september 2002 .
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr R.A.L.F. Frijns, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr G. Knobbout heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij
dagvaarding en nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 primair wordt vrijgesproken en terzake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 4, 7 en 16 tot en met 20 zullen worden onttrokken aan het verkeer, dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 8 tot en met 13 en 23 zullen worden verbeurdverklaard en dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 5, 14 en 22 zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd - na nadere omschrijving van de telastlegging - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding en nadere omschrijving tenlastelegging onder
1 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
P.M.
Bewijsoverweging.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte tezamen met anderen een zeer aanzienlijke hoeveelheid heroïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
Verdachte heeft gesteld dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het in casu om een partij illegale sigaretten zou gaan.
Hij heeft daarvoor echter niet het begin van bewijs kunnen geven doordat hij geen informatie heeft kunnen geven over de vermeende opdrachtgever noch over het afzettraject.
Voorts heeft hij contact gezocht met de buitenlandse chauffeur en heeft hij met laatstgenoemde en met de beide medeverdachten in een restaurant een ontmoeting gehad. Tijdens die ontmoeting heeft verdachte een routebeschrijving gemaakt voor de chauffeur teneinde tot de overdracht van de heroïne te komen. De rechtbank acht het hoogst onaannemelijk, dat na dat gesprek nog enig misverstand zou kunnen voortbestaan over de inhoud van de lading.
Tenslotte is in de vrachtauto van deze chauffeur ongeveer 275 kg heroïne aangetroffen.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onaannemelijk dat verdachte niet tevoren wist , dat het om de invoer van heroïne ging.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding en vordering nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 subsidiair, 2 en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de nadere omschrijving telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B1.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft samen met anderen een zeer grote hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd. Verdachte heeft met deze handelwijze bijgedragen aan het in stand houden van het circuit van verslaafden, zonder oog te hebben voor de risico's die zulks oplevert voor de volksgezondheid en voor de maatschappelijke problemen die dit met zich brengt.
Voorts heeft verdachte cocaïne, amfetamine en pillen met mdma in zijn woning voorhanden gehad. Ook had verdachte wapens en munitie in zijn huis liggen.
De rechtbank rekent verdachte met name de invoer van heroïne buitengewoon ernstig aan. De rechtbank neemt evenwel in aanmerking dat verdachte een minder belangrijke rol heeft gespeeld bij die invoer dan zijn medeverdachten, hoewel de rechtbank niet uitsluit dat verdachte ook al bij een eerder transport was betrokken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande een gevangenisstraf van lange duur, zij het minder lang dan van zijn medeverdachten, geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 6, 8 tot en met 13 en 21 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is voorbereid en begaan;
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1 tot en met 5, 7 en 15 tot en met 20 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten is begaan;
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 14 en 22.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 23 in eigendom toebehoort.
De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2, 10 en 13a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding en nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding en vordering nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 subsidiair, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III , meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 16 maart 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 19 maart 2002;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 6, 8 tot en met 13 en 21;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1 tot en met 5, 7 en 15 tot en met 20;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 14 en 22;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 23;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding en bij nadere omschrijving van de dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Van Delden en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2002 .