RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754002-02
's-Gravenhage, 30 september 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats], [adres], thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, Huis van Bewaring Noordsingel te Rotterdam.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 september 2002 .
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr J.L.A.M. le Cocq d'Armandville, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr G. Knobbout heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij
dagvaarding en nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 primair, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en een geldboete van € 50.000,-- subsidiair 180 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 6, 7, 8 en 10 zullen worden onttrokken aan het verkeer, dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2 tot en met 5 en 12 zullen worden verbeurdverklaard en dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 9, 11 en 12 zullen worden teruggegeven aan verdachte.
Aan verdachte is telastgelegd - na nadere omschrijving van de telastlegging - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, gemerkt A1.
Verweer onrechtmatig bewijs.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er sprake is van onrechtmatig bewijs omdat in de machtiging tot binnentreden er van sprake is dat dit is gebeurd op last van inspecteur Veenstra, terwijl uit het verslag van binnentreden blijkt dat dit is gebeurd op last van de
officier van justitie.
Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal van binnentreden, tevens proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, blijkens welke de rechter-commissaris op 16 maart 2002 op mondelinge vordering van de officier van justitie op de voet van artikel 110 Wetboek van Strafvordering is binnengetreden in het pand van verdachte. De rechtbank gaat uit van de juistheid van dit proces-verbaal. Reeds in aanmerking genomen dat de rechter-commissaris geen machtiging tot binnentreden behoeft, faalt het betoog van de raadsman.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding en vordering nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 primair, 2 en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de nadere omschrijving telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B1.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straffen en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft samen met anderen in georganiseerd verband een zeer grote hoeveelheid heroïne in Nederland ingevoerd. Verdachte heeft met deze handelwijze bijgedragen aan het in stand houden van het circuit van verslaafden, zonder oog te hebben voor de risico's die zulks oplevert voor de volksgezondheid en voor de maatschappelijke problemen die dit met zich brengt.
Voorts heeft verdachte een hoeveelheid cocaïne in zijn woning voorhanden gehad. Ook had verdachte wapens en munitie in zijn huis liggen.
De rechtbank rekent verdachte met name de invoer van heroïne buitengewoon ernstig aan en neemt daarbij in aanmerking dat verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij die invoer.
Bovendien weegt de rechtbank mee dat op grond van tapgesprekken en uit de aanleiding tot het onderzoek in deze zaak blijkt dat niet onaannemelijk is dat er nog een transport heeft plaatsgevonden, alsook dat verdachte nauw samenwerkte met anderen in Nederland en in het buitenland. Voorts wijst de kennelijke organisatiegraad waarin verdachte opereerde wellicht op nog meer wel gerealiseerde transporten. De rechtbank acht dan ook een gevangenisstraf van lange duur geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2 tot en met 5 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde feit is voorbereid en begaan;
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 6, 7 en 8 en 10 onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan;
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 9 , 11 en 12.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding en vordering nadere omschrijving tenlastelegging onder 1 primair, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
2: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
3: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 16 maart 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 19 maart 2002;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2 tot en met 5;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 6, 7, 8 en 10;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 9 , 11 en 12;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding en bij nadere omschrijving van de dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Van Delden en Krekel, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2002 .