ECLI:NL:RBSGR:2002:AE8329
Rechtbank 's-Gravenhage
- Herziening
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek van een Koerd uit Centraal-Irak inzake asielaanvraag en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 augustus 2002 uitspraak gedaan over een herzieningsverzoek van een Koerd afkomstig uit Centraal-Irak. De verzoeker, die sinds 27 september 1997 in Nederland verblijft, had eerder een verzoek om asiel ingediend dat ongegrond was verklaard. Op 29 maart 2002 had de rechtbank zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De verzoeker heeft vervolgens op 31 mei 2002 een herzieningsverzoek ingediend op basis van nieuwe informatie, waaronder een 'statement of understanding' van 20 maart 2002 tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Kurdistan Regional Government (KRG).
De rechtbank heeft het herzieningsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden niet voldeden aan de voorwaarden voor herziening, zoals neergelegd in de wet. De rechtbank concludeerde dat de nieuwe informatie niet van voldoende belang was om tot een andere uitspraak te komen. De rechtbank verklaarde het verzoek om herziening van de uitspraak inzake de voorlopige voorziening niet-ontvankelijk en wees het herzieningsverzoek voor de uitspraak inzake het beroep af.
De rechtbank benadrukte dat de brief van de KRG-vertegenwoordiger en het document waarnaar werd verwezen, niet voldeden aan de maatstaf van artikel 83, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank concludeerde dat de nieuwe informatie niet zou hebben geleid tot een andere beslissing als deze eerder bekend was geweest. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.