RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900497-02
rolnummer 7
's-Gravenhage, 11 oktober 2002
De rechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, Huis van Bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 september 2002.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr S. Jankie, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Hemstede heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen vuurwapens en munitie worden onttrokken aan het verkeer, de inbeslaggenomen kleding zal worden verbeurdverklaard en de inbeslaggenomen auto zal worden teruggegeven aan verdachte.
Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.000,= en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 2 primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair en 3 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte heeft gepoogd met voorbedachte rade zijn ex-vrouw [benadeelde partij] van het leven te beroven. Om zijn plannen te kunnen uitvoeren, heeft verdachte met een helm op zijn hoofd en voorzien van een geladen pistool zijn ex-vrouw in de kelder van haar woning opgewacht op een tijdstip waarvan hij wist dat zij haar fiets zou ophalen om naar haar werk te gaan. Ter zitting is aannemelijk geworden dat, als gevolg van een gebrek aan de patroon in de kamer van het door geladen vuurwapen, het schot niet afging. Verdachte heeft vervolgens nog meermalen de trekker overgehaald terwijl hij het wapen op het hoofd van zijn ex-echtgenote gericht hield. Het wapen weigerde opnieuw. Verdachte bevond zich hierbij op een afstand van circa één meter van zijn ex-echtgenote. Het is aldus niet aan verdachte te danken dat zijn ex-echtgenote deze aanslag op haar leven heeft overleefd. Toen het wapen bleef weigeren heeft verdachte geprobeerd door het vuurwapen als slagwapen te hanteren het karwei af te maken. Verdachte hield eerst op toen anderen gewaarschuwd door het gillen van het slachtoffer op hem afkwamen. Door de slagen op haar hoofd heeft het slachtoffer ernstig letsel opgelopen.
Tenslotte wordt aan verdachte het voorhanden hebben van twee vuurwapens en de daarbij behorende munitie verweten.
Voorts heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte geen strafblad heeft.
Voor wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het psychiatrisch rapport van drs.R.J.H. Winter, psychiater te 's-Gravenhage, d.d. 4 augustus 2002 betreffende verdachte waarin de psychiater concludeert dat er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van een persoonlijkheidsstoornis in engere zin dan wel een gebrekkige ontwikkeling van de persoonlijkheid. De gedragsdeskundige heeft in zijn rapport geen uitspraak gedaan inzake de eventuele toerekeningsvatbaarheid, aangezien verdere gegevens met betrekking tot de geestestoestand ten tijde van het telastgelegde ontbreken. Hij onthoudt zich dan ook van het doen van advies met betrekking tot een eventuele straf en/of maatregel. Tenslotte stelt hij dat een eventuele nadere psychologische beoordeling waarschijnlijk geen nieuwe relevante informatie zal opleveren.
Ter zitting is aannemelijk geworden dat verdachte niet lang voor de onderhavige aanslag zich op ongeveer dezelfde tijd en plaats heeft bevonden. Verdachte is ervan verdacht nog eerder ook weer rond hetzelfde tijdstip en op dezelfde plaats zijn ex-echtgenote fors te hebben mishandeld. De rechtbank acht verdachte gevaarlijk en de kans op herhaling groot. Nu de rapportage van de psychiater geen aanknopingspunt biedt voor een vorm van een behandeltraject is de rechtbank mede gelet op al wat hierboven is overwogen, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan door de officier van justitie geëist dient te worden opgelegd.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2, 3, 4 en 5, te weten een helm, een spijkerbroek, een jas, een broeksriem en een paar sportschoenen, verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien met betrekking tot deze aan verdachte toebehorende voorwerpen de onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 7, 8, 9 en 10, te weten een pistool, een alarmpistool en munitie, onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 6, te weten een personenauto.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij] , wonende te [woonplaats], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.285,=.
Deze vordering is door de verdediging weersproken, maar is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd. De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bij dagvaarding onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feit schade heeft geleden.
De rechtbank acht deze schade voor een bedrag groot € 750,= voor toewijzing vatbaar en zal de vordering dan ook in zoverre als voorschot toewijzen.
Voor het eventueel meer gevorderde geldt dat dat meerdere niet eenvoudig is vast te stellen, zodat de vordering voor het meerdere te dier zake zich derhalve niet leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde partij] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 750,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 289 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 2 primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 subsidiair en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
POGING TOT MOORD;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
ten aanzien van feit 3:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, EN HET FEIT BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN VUURWAPEN VAN CATEGORIE III, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 90 (NEGENTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak
in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem
onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden
gebracht;
in verzekering gesteld op : 18 juni 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 20 juni 2002;
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2, 3, 4 en 5, te weten: 1 integraal helm, incl. hoes, 1 spijkerbroek, maat 36/34, 1 jas, merk Tenson, 1 broekriem en 1 paar sportschoenen, merk Tec One;
verklaart onttrokken aan het verkeer de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 7, 8, 9 en 10, te weten: 1 pistool, merk FN Browning, 1 (alarm)pistool, merk Valtho, 46 (knal)patronen (type Luger) en 4 (knal)patronen (type onbekend);
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 6, te weten: een personenauto, [kenteken], [merk], kleur grijs;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] deels toe en veroordeelt verdachte:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij] , wonende te [woonplaats], [adres], een bedrag van € 750,= met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 750,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt onder handhaving van voormelde verplichting vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
Van der Veen en De Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van Ligthart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2002.