RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753046-02
rolnummer 0005
's-Gravenhage, 16 oktober 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon -of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Nieuw Vosseveld,
Huis van Bewaring Unit 3 te Vught.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 2 oktober 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsvrouwe mr G.J.J.G. Stevens-Waltmans, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr N. Boersma heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair en 2 primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen goederen genummerd 7 en 8, zullen worden verbeurdverklaard, dat het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen goederen genummerd 11 zal worden teruggegeven aan de rechthebbende en dat de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen goederen genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 12 zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.000,= bij wijze van voorschot met bepaling dat indien en voorzover verdachtes mededaders voormelde vordering zullen hebben betaald, verdachte door die betaling zal zijn bevrijd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.000,= subsidiair 40 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer], met bepaling dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 2 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat de verdachte een geheel andere lezing heeft omtrent de gebeurtenissen in Woubrugge in de nacht van 11 en 12 februari 2002. Deze verklaring is naar mening van de raadsvrouwe niet strijdig met de mogelijke bewijsmiddelen. Derhalve zou er sprake zijn van een Meer & Vaart verweer, waarover de rechtbank zich in het vonnis dient uit te laten.
De rechtbank is echter van oordeel dat een Meer & Vaart situatie zich in casu niet voordoet, nu de lezing van verdachte op belangrijke onderdelen juist wel strijdig is met de bewijsmiddelen. De rechtbank verwijst hierbij onder meer naar de verklaringen van [medeverdachte1] afgelegd bij de politie op 27 februari 2002 en op 28 februari 2002 (respectievelijk pag. 349 ev. en 477 ev. van het proces-verbaal), de verklaring van [medeverdachte2] afgelegd bij de politie op 25 februari 2002 (pag. 278 ev. proces-verbaal) en de verklaring van [medeverdachte3] afgelegd bij de politie op 27 februari 2002 (pag. 445 ev. proces-verbaal). Voorts verwijst de rechtbank naar de verklaring van [medeverdachte1] afgelegd bij de rechter-commissaris op 10 juli 2002.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
In de nacht van 11 op 12 februari 2002 heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit. Verdachte is samen met drie mededaders, nadat zij hadden vernomen dat het slachtoffer [slachtoffer] naar alle waarschijnlijkheid in zijn woning beschikte over een aanzienlijke som geld, naar de woning van [slachtoffer] voornoemd toegereden. In diens woning hebben drie van hen het slachtoffer zwaar toegetakeld. Het slachtoffer kreeg een aangetrokken riem om de nek, is in de rug gestoken en voorts meermalen tegen het hoofd en het lichaam geslagen en getrapt. Vervolgens is het slachtoffer in zijn woning achtergelaten, diens telefoons meegenomen dan wel onklaar gemaakt.
Door deze zeer gewelddadige handelwijze hebben zij het slachtoffer niet alleen angst aangejaagd, maar ook levensgevaarlijk letsel toegebracht. Het slachtoffer moest in kritieke toestand in het ziekenhuis worden opgenomen. Het is niet aan verdachte en zijn mededaders te danken dat het letsel slechts bij verwondingen is gebleven. De gevolgen van zijn handelen hadden veel ernstiger kunnen uitvallen en de dood tengevolge kunnen hebben.
Een beroving in de nachtelijke uren in iemands huis heeft een groot gevoel van het onveiligheid voor het slachtoffer en de hele samenleving tot gevolg. Daarbij had deze overval een buitengewoon gewelddadig karakter.
De rechtbank gaat ervan uit dat het plan niet is bedacht door verdachte en dat hij niet degene is geweest die een leidende rol heeft gespeeld. De rol van verdachte ter zake van het uitgeoefende geweld is evenwel niet te veronachtzamen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam van verdachte staand uittreksel van het algemeen documentatieregister d.d. 27 februari 2002 waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder meerdere diefstallen in vereniging en een diefstal met geweld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van hebben weerhouden onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 7 en 8 verbeurdverklaren, zijnde deze voorwerpen voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen door middel van het strafbare feit zijn verkregen.
De rechtbank zal de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon gelasten van het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 11, te weten: 1 rode jas (merk: Tokke Tribe).
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 12, te weten: 1 groene muts; 1 groene bivak/skimuts; 1 witte pet; 1 wit/zwarte basebal pet; 1 blauw/rode muts; 1 blauwe basebal pet; 2 lange broeken; 1 zwart/beige jas (merk: Nike) en 1 paar schoenen (merk: Activ).
De vordering van de benadeelde partij.
[slachtoffer], wonende te [adres] [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3.000,=.
Deze vordering, die betrekking heeft op psychische schade (smartengeld), is eenvoudig van aard en vindt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag in het bij dagvaarding onder 1 primair aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit. Mede gezien hetgeen de officier van justitie ter terechtzitting heeft verklaard omtrent het door verdachte toegebrachte letsel bij het slachtoffer, de inhoud van het proces-dossier en het feit dat het slachtoffer mogelijk in de nabije toekomst nadere schade zal ondervinden als gevolg van het bewezenverklaarde feit, zoals op het voegingsformulier verwoord, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering. De rechtbank zal deze bij wijze van voorschot toewijzen.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 24c, 33, 33a, 36f, 45, 47, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 2 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT DOODSLAG GEVOLGD, VERGEZELD EN VOORAFGEGAAN VAN EEN STRAFBAAR FEIT, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DE UITVOERING VAN DAT FEIT VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN EN OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD AAN ZICHZELF EN ANDERE DEELNEMERS AAN DAT FEIT STRAFFELOOSHEID OF HET BEZIT VAN HET WEDERRECHTELIJK VERKREGENE TE VERZEKEREN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 26 februari 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 28 februari 2002,
verklaart verbeurd de blijkens de aan dit proces-verbaal gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 7 en 8, te weten: 1 onbedrukt kentekenbewijs en 1 onbedrukte groene kaart;
gelast de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon van het blijkens de aan dit proces-verbaal gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 11 te weten: 1 rode jas (merk: Tokka Tribe);
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit proces-verbaal gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10 en 12, te weten: 1 groene muts; 1 groene bivak/skimuts; 1 witte pet; 1 wit/zwarte basebal pet; 1 blauw/rode muts; 1 blauwe basebal pet; 2 lange broeken; 1 zwart/beige jas (merk: Nike) en 1 paar schoenen (merk: Activ).
Beslissing vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], wonende [adres] [woonplaats], een bedrag van € 3.000,= als voorschot met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
met de bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Beslissing schadevergoedingsmaatregel.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 3.000,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Kalk, voorzitter,
Raeijmaekers en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Blommesteyn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 oktober 2002.