RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/755025-01
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 21 oktober 2002
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 07 oktober 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr E.N. van der Spoel, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Kole heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende overwogen.
Verdachte heeft samen met zijn echtgenote gedurende een periode van bijna twee jaar een aanzienlijk bedrag bijverdiend door middel van de handel in sigaretten, waar geen accijns over werd afgedragen. De schoonvader van verdachte kocht in Rusland goedkoop de sigaretten in en stuurde ze vervolgens naar Nederland. In Nederland verkochten verdachte en zijn echtgenote de sigaretten met winst, terwijl zijn echtgenote de boekhouding bijhield. Met deze invoer van accijnsgoederen heeft verdachte op illegale wijze geconcurreerd met de handel in deze goederen en daarmee deze branche benadeeld. Daarenboven heeft verdachte de samenleving benadeeld door geen accijns te betalen met betrekking tot de invoer van de goederen. Daarnaast had verdachte een verzameling verboren wapens en munitie, onder andere uit de Tweede Wereldoorlog, voorhanden, waaronder een aantal geweren, een groot aantal patronen en een aantal handgranaten.
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Documentatieregister d.d. 23 oktober 2001, nog nooit eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 5 en 97 van de Wet op de accijns;
- 44 van de Douanewet;
- 38 en 39 van het Communautaire Douanewetboek.
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 en 4 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
MEDEPLEGEN VAN HET OPZETTELIJK OVERTREDEN VAN HET IN ARTIKEL 5, EERSTE LID, ONDER B, VAN DE WET OP DE ACCIJNS OPGENOMEN VERBOD, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 2:
MEDEPLEGEN VAN HET IN STRIJD MET DE ARTIKELEN 38 EN 39 VAN HET COMMUNAUTAIR DOUANEWETBOEK BINNEN HET DOUANEGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP BRENGEN VAN GOEDEREN MET HET OOGMERK DE RECHTEN DIE BIJ INVOER VAN DE GOEDEREN ZIJN VERSCHULDIGD TE ONTDUIKEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
ten aanzien van feit 3 en 4:
HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 240 (tweehonderdveertig) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uur per dag, zodat 236 uren resteren
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 118 (honderdachttien) DAGEN;
in verzekering gesteld op : 27 maart 2002,
in vrijheid gesteld op : 29 maart 2002;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Derijks en Van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Schuurmans, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2002.